zondag 18 mei 2008

Четыре - de aderlating van modern Rusland

Четыре, Russisch voor ‘Vier'. Deze film uit 2005 van regisseur Ilya Khrzhanovsky is illustratief voor de aderlating van modern Rusland.

Drie Moskovieten, een ambtenaar, een prostituee en een slager, ontmoeten elkaar 's nachts in een bar en vertellen elkaar, onder de roes van sterke drank, leugens. Hierna gaat de aandacht uit naar de prostituee die naar huis loopt en op haar weg stampende heipalen, drassige braak liggende velden en fabrieksterreinen passeert. Vervolgens volgen we haar in haar appartementje. Veertien hoog, jaren '70, monsterlijk en troosteloos, een fragiele kolos. Vanuit haar kamertje in deze buitenwijk van Moskou kijkt zij uit op de schoorstenen van een verweerde grijze elektriciteitscentrale. Naakt en haar grote mooie borsten betastend rookt zij sigaretten in haar appartementje terwijl op het antwoordapparaat de ene na de andere kerel met zwoele stem te kennen geeft van haar betaalde geilheden gebruik te willen maken. De apotheose van de film is dat onze schone afreist naar een verdorven dorpje om een begrafenis bij te wonen. Alhier belandt zij in een orgie van dronken bejaarde tandenloze vrouwen die zich met vlijt van hun bustevangers ontdoen. Onderwijl worden gekookte varkensbeenderen op tafel gegooid, en scheuren de vrouwtjes als gieren stukken vet en vlees van de botten. Het vet druipt langs de zeer lokaal genestelde kinharen van de bejaarde steunkousdragers. Ziek van de zelfgestookte plattelands-wodka en door de aanblik van doorgedraaide oudjes die met hun gerimpelde pretentieloze borstjes pronken, belandt onze prostituee kotsend in de schrale buitenlucht. Onze stadsprostituee, getooid in kort rokje en met prachtige paarse gelakte nagels, verleidelijke blonde lokken, een donszacht gezicht en met kersen van tepels, moet weer terug naar de stad. Het Siberische plattelandsleven is haar generatie te machtig.

maandag 12 mei 2008

Hossein Sadjadi Ghaemmaghami Farahani: met ontzag en trots

Kader Abdolah staat in het middelpunt van de belangstelling sinds de gebundelde verschijning van ‘De Koran' en ‘De Boodschapper'. 28 april jongstleden was Kader te gast bij Hanneke Groenteman NPS radio Kunststof. Kader spreekt met een vederzachte stem, kiest zijn woorden zorgvuldig en geeft zijn uitstraling een emotionele, eerlijke en lieve zeggingskracht. Ik vind het ook vermakelijk om naar Abdolah te luisteren. Hiermee wil ik Kader niet ridiculiseren. Ik wil alleen de karikatuur Kader Abdolah blootleggen, zoals ieder zijn eigen stukje karikaturale aura heeft. Luister naar de fragmenten die onherroepelijk schreeuwen; hij is lief, hij geeft, hij vergeeft.



Luister achtereenvolgens:

* Kader, waar komt al die media-aandacht vandaan?

* Kader was toe aan vakantie, en toen...

* Kader leest soera 9 voor

* Zeg 'wees' en het 'wordt'

maandag 5 mei 2008

Pribaltiyskaya, einde van een Intourist-‘juweeltje’


Hotel Pribaltiyskaya (Прибалтийская) te Sint Petersburg straalt een hoop beton uit en een klein beetje hotel. Het aan de Finse Golf gelegen gedrocht boezemt ontzag in. Met zijn 1200 kamers en andere duizelingwekkende statistieken (dat schijnt te verkopen) was het Pribaltiyskaya in de jaren 80 het belangrijkste logement alwaar de tourist in Leningrad werd welkom geheten.

Het door Josef Stalin in het leven geroepen reisagentschap Intourist trakteerde de tourist op een gecontroleerd verblijf waarbij het de gast aan geen enkele sociaal realistische luxe mocht ontbreken.

Het Pribaltiyskaya werd ontworpen door architect Nikolai Baranov. Als onderdeel van het ‘Leningrad Maritieme Façade'-project werd het gebouw na een bouwtijd van zes jaar opgeleverd door de Zweedse betonbouwer Skanska. Het hotel was vermaard om zijn onvriendelijk personeel en slechte service; tsja, het is waarschijnlijk bedenkelijk als ik geneigd ben dit nu charmant te noemen. ‘Het Pribaltiyskaya' is een begrip in Sint Petersburg en het gebouw intrigeert mij. Zijn sobere plompe gestalte in een omgeving van monotone hoogbouw. En zijn naam; zwaar, Russisch, een lekker woord.

De typische fijngesneden strakke cyrillische letters op het dak van het Pribaltiyskaya vormen een waardige kroon waar de hele uitstraling van dit gebouw aan ophangt. Een jaar nadat ik het Pribaltiyskaya voor het laatst had gezien reed ik opnieuw langs het gebouw. De aantrekking van het gebouw was een andere dan die in mijn herinnering. Er was iets veranderd. Het Pribaltiyskaya was niet langer het Pribaltiyskaya. In een veel minder geraffineerd lettertype prijkt nu de naam van het hotelimperium van de Amerikaanse Carlson Group, Park Inn. Natuurlijk realiseer ik mij dat dit proces van veramerikanisering en vercommercialisering van Rusland zich in een onnavolgbaar tempo voltrekt en het Pribaltiyskaya een logisch slachtoffer hiervan is. Maar mijn fascinatie voor dit gebouw is gekelderd; het is niet langer het gebouw van weleer. Voor mij is het verdwijnen van het groteske П Р И Б А Λ Т И Й С К А Я symbool geworden van een land in transitie en de noodzakelijke aansluiting bij een uniforme wereldeconomie.



zondag 27 april 2008

Mort des hauts fourneaux Liégeois: Cockerill-Sambre, de ziel van de metallo’s

Velen zullen nog wat gas bijgeven wanneer zij bij Maastricht de grens met België overgaan. Al snel doemt een verkolengruisde werkelijkheid op. Nederlanders op vakantie naar het zuiden, nog een beetje wennend aan de lassen in het wegdek en gescheurde banden in de bermen. Troosteloze frietenkotten tegen een achtergrond van vergrauwde industriestadjes. Het is de thuishaven van les métallos (staalarbeiders).

Behalve dat ik erg gesteld ben op deze contreien omdat ik op een steenworp afstand ben opgegroeid, brengt de rook van Liège (dat is iets anders dan Luik!), en meer precies de rook van Seraing en Ougrée, mij keer op keer in een grote staat van ontroering. Ik heb het gevoel dat ik deze fascinatie met mijn vader deel. Hij zegt het nooit zo expliciet, maar hij schat ieder klein naargeestig straatje in Liège op zijn waarde en kent alle plekjes die deze stad zijn allure van mistroostigheid meegeven. Als hij naast mij zit in de auto, suizend over de periferie van Liège, dan noemt hij met grote exaltatie en sterk articulerend de Waalse plaatsnamen op die op de snelwegborden worden afgekondigd: Lixhe, Cheratte, Seraing, Visé en Bressoux. Allen plaatsen die zuchten onder het industriële verleden dat ooit het aanzien van Wallonië recht aandeed.

Onmisbaar is de voormalige Cockerill-Sambre Société Anonyme, de staalfabriek gelocaliseerd in Seraing (province de Liège) aan de rivier de Meuse (Maas). Het is geen toeval dat het broertje van deze staalverwerker trouw zijn rookwalmen uitpuft aan de oever van de Sambre-rivier te Charleroi. In 1817 werd het concern door John Cockerill (Haslington, Engeland, 1790) opgericht. John Cockerill was dikwijls te gast bij koning Willem I (koning van de Hollands-Belgische unie) te Den Haag die een voornaam geldschieter was voor de plannen van de Cockerills. In 1817 schaft Cockerill een aardig optrekje aan te Seraing. Deze voormalige zomerresidentie van de prins-bisschoppen van Liège1 is de perfecte uitvalsbasis voor de ‘vermetalisering' van de regio. Guido Fonteyn (voormalig journalist bij de De Standaard) verhaalt in zijn boek ‘Afscheid van Margritte' indringend over Wallonië en de Cockerills die in heel Europa belangen verwierven in grote staalverwerkende fabrieken. Fonteyn, notabene Vlaming, mag met recht een Wallonië-kenner worden genoemd. Fonteyn heeft het hart voor het Waalse land op de liefdevolle plaats.

Sinds de Cockerill-Sambre met zijn geraamte toezicht houdt op het Waalse grijze hart is er veel gebeurd. De onderneming onderging diversie fusies, nam meerdere concerns over en werd tenslotte zelf verzwolgen door grootkapitaal: fusie met Ougrée-Marihaye onder de naam Cockerill-Ougrée (1955); fusie met Hainaut-Sambre waardoor het bedrijf opnieuw onder de naam Cockerill-Sambre opereerde (1981). In 1998 werd ‘de' Cockerill-Sambre zelf overgenomen door Usinor, later zelf overgenomen door Arcelor (inmiddels ArcelorMittal). ArcelorMittal is niet vies van het verleden van zijn recente aanwist en geeft op de website van ArcelorMittal Liège enig inzicht in de ontstaansgeschiedenis.

Het uiteindelijke lot van John Cockerill is wellicht even treurig als het lot van het prachtige Franstalige achterland waar hij met zijn handelsgeest begin negentiende eeuw neerstreek. Eind dertiger jaren van de negentiende eeuw gaat het ten gevolge van een bankencrisis slecht met Cockerill-Sambre. Cockerill vertrekt uit Seraings om er nooit meer terug te keren. In een verwoede poging zoekt hij steun bij Willem van Oranje en de Russisch tsaar Nicolaas I. Het mocht niet baten. Cockerill stierf op zijn terugweg uit Rusland, beseffende dat hij de wensen van de duizenden werknemers die onder de rook van Liège zijn terugkomst afwachtte niet zou kunnen vervullen. Ziekte of zelfmoord? De ware toedracht van zijn dood blijft in nevelen gehuld; net als de toekomst van de prachtige streek die hij heeft getekend voor het leven.

In 2005 en 2007 zijn twee hoogovens van Cockerill-Sambre gesloten. Deze ontwikkeling heeft tot veel onrusten geleid onder de trouwe metallo's. De rook wordt dunner en daarmee het broodbeleg.Dat de trots en arbeidersideologie van dit stukje België gezien en geholpen moge worden. Ook Seraing, ook Lixhe, ook Cheratte, ook Visé, ook Bressoux is waar België fier op moet zijn! De vraag is of daarvoor niet eerst de machtige Parti Socialiste het veld moet ruimen. Voor mij blijft Cockerill-Sambre een thuis, een herinnering en een grote liefde voor een overdonderende en boeiende streek.

1. Afscheid van Magritte, Over het oude en nieuwe Wallonië - Guido Fonteyn (uitgegeven door Meulenhoff │Manteau)

zondag 20 april 2008

Oradour-sur-Glane



10 Juni 1944 16.00 uur, vier dagen nadat de Atlantikwall zijn ´betonnen´ geest gaf: in het inferno van Oradour wordt een complete dorpsgemeenschap verzwolgen. Pantserdivisie ‘Das Reich´ richt met kille organisatorische precisie een bloedbad aan en in nauwelijks een uur tijd zijn de harten van honderden families tot as vergaan. Wat overblijft is een verderfelijke schroeilucht en een stilte die in schril contrast staat met het rumoer van een klassieke plattelandse dorpsgemeenschap. De deelneming die Frankrijk betuigt door het geruïneerde Oradour tot monument te verheffen vind ik een bewonderenswaardige manier van omgaan met oeverloos leed. Het behoeft voor onze generaties geen uitleg meer wanneer zij in aanraking worden gebracht met de rauwe werkelijkheid. Geen weggeplamuurde kogelgaten, geen herbouwde gevels, geen monument te midden van gezellige terrasjes en klaterende fonteinen. Sec de werkelijkheid zoals deze voor het laatst door Duitse mortieren is beroerd, in die zomer van ´44. De grasvlakten rond Oradour zijn in de zomer gezegend met boterbloemen, madeliefjes en kwetterende vogels. Maar in de ruïne met zijn zwijgende kerkklokken houdt zelfs de natuur zijn adem in.


dinsdag 15 april 2008

De wereld gereduceerd tot poep

Marcelo Segall's poepkunstwerken treffen de kijker. Je gluurt mee naar het inwendige van de kunstenaar. Poep is poep en zo heeft Segall het bedoelt; refererend naar de voyeuristische rage van de laatste jaren. Drollen in borden van hars en een bruidstaart gefundeerd op familiaire poep. De in hars geconserveerde uitwerpselen zijn wit uitgeslagen. Segall gebruikte voor zijn poepcreaties de ‘productie' van zijn hele gezin. Segall wil niet meer duiden dan een overdonderende kijk op de realityprogramma's en de overvloedige consumptie van deze tijd. Tijdens mijn bezoek aan deze tentoonstelling bij Galerie Masters op de Eerste Jan Steenstraat te Amsterdam wist de galeriebewaarder van die dag mij mee te voeren in zijn fascinatie. "Ik zou zo graag een taartpuntje poep aanschaffen" vertelde hij mij, "maar ik ben zo bang dat mijn vrouw daar niet erg gecharmeerd van zal zijn". Ontroering en jaloezie bekropen mij; deze man was bevlogen van de poepkunst en dat was vertederend om te zien. Segall heeft poep tot poep gereduceerd; en dat is knap. Het is poep om naar te kijken en een knipoog naar De Sade.

Volg onderstaande link en Jerzy leest je een stukje voor uit het vermaarde boek ‘De geverfde vogel'. Weliswaar zeker niet mikkende op het voyeurisme, maar wel ‘mens en poep' op esthetische wijze met elkaar in gevecht: De geverfde vogel

zaterdag 12 april 2008

De onbevredigende zondagsjeuk


Maria Goos in radio Opium:
"Ik heb een hekel aan de zondag"

De zondag: de dag van de verveelde gezichten, van het waterige zonnetje, van de kuierende kantoorklerken, van de te gezellige gezinnen. Een dag van orgelmuziek en strompelende jongeren. Een moet-dag; de vrije zondag moet presteren en compenseren voor een afstompende werkweek. De zondag is de dag van het watertuig; zongebruinde mannen op sloepen met toastjes en rosé. Zondag is de tour- en slenterdag.Geen ander kan de troosteloze gezapigheid van de zondag beter onder woorden brengen dan Johnny van Doorn, met zijn zondagsexegetisch declamaat:


O zondag
Met je geuren van braadvlees
Met je mijmeringen
Je tukjes. Je wandelingen. Je zitjes.
Je gekamde haar en je schone kleren.
O zondag.

J. van Doorn

Lieve Maria en andere zondaghaters, veel sterkte morgen. Luister naar het gedicht van J. van Doorn voorgedragen door Jerzy Plenzdorf:



Luister hier naar de meester zelf en voel mee:

woensdag 9 april 2008

Maagdelijk witte zomervoeten


Wat zijn ze toch mooi. Witte zomervoeten die nu langzaam aan de kousjes worden ontloken door het zwakke zonnetje dat lenteharten van mooie meisjes vroegtijdig doet ontluiken. Het eerste waar mijn oog op valt zijn die koud omrande witte zomervoeten, die nodig moeten worden bijgekleurd alvorens het ooguitstekende circus van lijfelijk fruit zich aan ons oog ontrolt.

Jerzy

zaterdag 5 april 2008

Dessau, genau wie es war.....