woensdag 22 juni 2011

Voetviolist Carl Unthan

Carl Herman Unthan (1848-1929) werd geboren zonder armen. Op zijn zestiende studeerde hij af aan het conservatorium. Hij ontwikkelde zich tot een begenadigd violist, waarbij hij de viool met zijn voeten bespeelde. Unthan toerde met zijn opzienbarende optredens door Europa, Noord- en Zuid-Amerika.

Tijdens zijn debuut voor de grote zaal brak een snaar van zijn viool. Voor een volle zaal verwijderde hij met zijn voeten de oude snaar en spande hij een nieuwe snaar waarna hij zijn spel hervatte. Ook was hij een secuur voetschutter, getuige een andere bezigheid van Unthan: het schieten op speelkaarten.

In 1925 publiceert Unthan een autobiografie getiteld Das pediscript (in plaats van manuscript omdat hij het boek geheel met zijn voeten typte). Dit boek werd in 1936 postuum uitgegeven.

Wie mij kan helpen aan een exemplaar van Das pediscript, mail Jerzy (jerzy@palinkavleeschhoek.com).

Details: boek is in 1936 uitgegeven in het Engels onder de titel:  The armless fiddler, a pediscript. Being the life story of a vaudeville man.

maandag 13 juni 2011

Gelukkig is er Silvio! Het vrouwbeeld van Il Cavaliere.




















Hij was zanger op een cruiseschip, hij is cum laude afgestudeerd in rechten, componeerde Napolitaanse liefdesliedjes en schreef boeken. De Italiaanse minister-president en mediamagnaat Silvio Berlusconi, ook wel Il Cavalieri  (vert. de ridder), staat vandaag de dag echter vooral te boek als de man van de zogenaamde ‘Bunga Bungas’, de orgiefeesten die de miljardair (geschat vermogen 9 miljard dollar) organiseert op zijn buitenhuis ‘Villa San Martino’ in Arcore, even buiten Milaan. Berlusconi’s escapades met vrouwelijk schoon roepen in Italië veel weerstand op. Het vrouwbeeld dat Berlusconi’s media-imperium uitdraagt spreekt tot de verbeelding. Journalist Ariel Levy maakte begin deze maand in het Amerikaanse tijdschrift de New Yorker een scherpe analyse maar bovenal een verbluffende inventarisatie van het Italiaanse vrouwbeeld.

Borsten In één van Berlusconi’s campagnefilmpjes uit 2008 zien we een blonde vrouw naast een berg fruit zingen ‘Er is een grote droom die in ons allen leeft’, waarna een groep vrouwen in koor zingt ‘Meno male che Silvio c'è’ (vert. ‘Gelukkig is er Silvio’). Het filmpje gaat verder met een moeder met jonge kinderen op de jeugdafdeling van een ziekenhuis, een brunette in een schoonhuidsalon in een hemdje dat nauwelijks haar borsten bedekt en eindigt met een zweminstructeur die voor een zwembad  vol vrouwen zingt: ‘Zeg het met kracht: Presidente, wij staan aan jouw zijde!’

Behalve een analyse van Berlusconi’s privéleven, dat onlosmakelijk verkleeft is met zijn politieke ambt, geeft Levy enkele (on)smakelijke voorbeelden van ‘de vrouw gereduceerd tot lustobject’. Zoals alleen de Italianen dat kunnen.


Vleeshaak Zo noemt Levy als voorbeeld het populaire tv-programma Colpo Grosso van de eind 80 begin 90’er jaren. Deelnemers moesten strippen wanneer ze een antwoord fout hadden. In deze show draafden ook telkens de Cin Cin vrouwen op: notoire slechte dansers in minimale outfits die niet konden zingen.
Een actueel succesnummer is het programma Buona Domenica, waarin jonge vrouwen in strakke jurkjes in een glazen douchecabine moeten gaan staan en zich voor het publiek kletsnat moeten laten sproeien.
In de meeste afleveringen van het programma Libero wordt een vrouw onder een perspex tafel opgesloten ‘als een soort gekooid dier’, aldus Levy.
Het ontspoorde beeld van de vrouw gereduceerd tot ‘genotmiddel’ kan niet treffender worden geïllustreerd via de show Scherzi a Parte. Een vrouw hangt in haar onderbroek aan een vleeshaak tussen honderden hammen. Een man in slagersoutfit keurt het vlees en zet een ‘te verkopen voor’-stempel op haar billen: ‘lekker gerookt, lekker rosé en zonder vetrandjes’, lijkt de keurslager te willen zeggen.

Minderjarig Silvio staat op het moment terecht in het Ruby-gate proces, waarin Il Cavalieri onder andere wordt beschuldigd voor het ‘aanzetten tot minderjarige prostitutie’. Centraal staat het toen nog minderjarige Marokkaanse meisje Ruby (haar bijnaam) die Berlusconi’s Bunga Bungas zou hebben bijgewoond. Ruby-gate staat niet op zichzelf. Voor feminien Italië zal de uitslag van dit proces veelzeggend zijn in een tijd waarin steeds meer vrouwen het stereotype van de schaamteloze onteigening en exploitatie van het vrouwelijke lichaam zat zijn.

Meno male che Silvio c'è (Gelukkig is er Silvio)


‘Cin cin’ vrouwen uit het televisieprogramma ‘Golpo Grosso’, eind 80 begin 90’er jaren.


Douchscène uit televisieprogramma ‘Buona Domenica’.


Documentaire ‘Il corpo delle donne’ (vert. Het lichaam van de vrouw), 25 min. Vanaf min. 22.30 is in deze documentaire een fragment te zien uit de TV-show ‘Scherzi a Parte’ waarin een vrouw aan een vleeshaak tussen de hammen hangt en een ‘te verkopen voor’-datum op haar billen krijgt gestempeld.  

maandag 6 juni 2011

Het debakel Pruitt-Igoe


In 1950 werd als onderdeel van de United States Housing Act, ingesteld om steden van hun sloppenwijken te ontdoen, opdracht gegeven om 2700 nieuwe wooneenheden te bouwen in de wijk Pruitt-Igoe van de Amerikaanse stad St. Louis (Missouri). Wat euforisch begon als een architectonisch hoogstandje, eindigde in een debakel. Het nieuwbouwproject raakte vier jaar na oplevering in verval en had te kampen met gewelddadige criminaliteit en vandalisme. In 1976 werd het sobere huizenproject met explosieven met de grond gelijk gemaakt. De beelden van de imploderende flatgebouwen gaan de hele wereld over. Pruitt-Igoe werd het symbool van mislukte modernistische architectuur.

TORENFLATS In 1950 gaf de woningbouwautoriteit van St. Louis de opdracht aan het bedrijf Leinweber, Yamasaki (die later het Word Tade Center in New York ontwierp) & Hellmuth om Pruitt-Igoe te ontwikkelen. De wijk waar ‘het nieuwe wonen’ moest verrijzen was tot die tijd bekend onder de naam De Soto-Carr, een extreem arm zwart getto.
Het eerste ontwerp was een combinatie van hoog- en laagbouw. Hoewel de lokale autoriteiten het ontwerp steunde, werd vanwege ontoereikende budgetten van de federale overheid aangestuurd op de bouw van 33 identieke elf verdiepingen tellende torenflats. Ondanks het beperkte budget probeerde de architecten de leefbaarheid van het nieuwe complex te vergroten door twee vernieuwende accenten door te voeren in het ontwerp. Dat waren de zogenaamde ‘skip-stop’ liften, welke alleen op bepaalde verdiepingen stopten (de 1e, 4e, 7e en 10e verdieping), en interne glazen galerijen. De liften brachten bewoners tot een galerij, vanwaar bewoners naar hun appartement liepen. Zo zouden ‘individuele wijken’ binnen een gebouw moeten ontstaan. Sociale woningbouw in de letterlijke zin van het woord.

ERBARMELIJK Het ontwerp werd echter al snel achterhaald door de werkelijkheid. Door de beperkte budgetten sneuvelden de plannen voor kinderspeelplaatsen, groenvoorzieningen en de badkamers op de begane grond. De bouwmaterialen moesten goedkoop zijn en waren daardoor veelal van erbarmelijke kwaliteit. Na oplevering van het woningencomplex in 1954 werd al snel duidelijk dat de gebouwen niet de tand des tijds zouden doorstaan. Deurknoppen en sloten gingen vaak bij eerste gebruik al kapot. Keukens werden opgetrokken uit flinterdun hout. De raamluiken werden door de wind uit hun scharnieren geblazen. De ventilatie was bedroevend. Liften waren vaak kapot en schade door vandalisme werd maar mondjesmaat hersteld. Neem daarbij de groeiende criminaliteit door gewelddadige bendes en er blijft weinig over van het ideaal dat de architecten voor ogen hadden.

ZWARTE WIJK Pruitt-Igoe werd nooit volledig bewoond. De cijfers over de mate van bewoning lopen uiteen van maximaal 60% tot een kortstondige 91% kort na oplevering. Hoewel het oorspronkelijke plan voor Pruitt-Igoe bestond uit twee gesegregeerde secties (Pruitt voor zwarten, Igoe voor blanken), besloot de Hoge Raad in 1954 tot een gemengde wijk. Toch evolueerde Pruitt-Igoe tot een arme zwarte wijk van voornamelijk vrouwen die het huishouden moesten runnen en afhankelijk waren van uitkeringen van de overheid.

BLAAM Maar klopt het beeld dat het uiteindelijke mislukken van Pruitt-Igoe is te wijten aan de ontwerpers en aan de principes van de modernistische architectuur? Deze connotatie met Pruitt-Igoe valt met name op het conto te schrijven van architectuurhistoricus Charles Jencks, die de dag waarop Pruitt-Igoe werd gesloopt bestempelde als ‘de dag waarop de moderne architectuur stierf’.  Volgens onderzoekster Katharine Bristol, die haar onderzoek naar Pruitt-Igoe in 1991 publiceerde in het Journal of Architectural Education, is het onterecht dat de blaam voor het mislukken van het Pruiit-Igoe project toekomt aan de moderne architectuur. In feite was het een politieke farce. Door geldgebrek moesten de architecten vele oorspronkelijke ideeën opgeven. De overheid dicteerde dat het uniformer moest. Er was onvoldoende geld voor goede bouwmaterialen en onderhoud. Ook het vandalisme en geweld, resultaat van armoede en raciale discriminatie, werden onvoldoende bestreden door de overheid. Bovendien kwam het de overheid goed uit om de schuld voor het mislukken van Pruitt-Igoe te kunnen afschuiven op de heersende opvattingen van de moderne architectuur. Pruitt-Igoe werd hierdoor ten onrechte een toonbeeld van architecturaal falen.

De indrukwekkende beelden van de implosie van Pruitt-Igoe werden gebruikt in Godfrey Reggio’s meesterwerk Koyaanisqatsi (1982, met muziek van Philip Glass; zie onder).