De Geruchs-Konserven-Methode was een veel beproefde techniek van het Ministerium für Staatssicherheit (kortweg Stasi of MfS) ten tijde van de DDR. Deze methode was onderdeel van Maßnamhe S (maatregel S), zoals het in verdekt Stasi-jargon werd genoemd. In hechtenis genomen Regimekritiker kregen een doekje dat ze stevig op de lendenen moesten drukken. Vervolgens werd het doekje buiten hun medeweten luchtdicht bewaard in een weckglas. Door zelfs hun lichaamsgeur te documenteren kon kordaat worden opgestreden tegen recidiverende dilettanten. In sportkleedruimtes en werkplaatsen werd kleding van verdachten verduisterd voor dezelfde doeleinden. Ook werden geurmonsters genomen van stoelen in cafe’s en andere openbare gelegenheden waar staatsgevaarlijke sujets zich begaven. Deze strategie leverde een databank van duizenden weckglazen met geurstalen op die van pas konden komen bij de aanklacht tegen de verdachte. Speciaal getrainde zogenaamde Geruchsdifferenzierungshunde werden ingezet om een verband te kunnen leggen tussen geurstaal en aangeklaagde. Deze geruchsdifferenzierung methode werd volgens de officiële DDR-wetgeving niet toegestaan, wat goed illustreert dat de Stasi boven de wet stond.
De chemicus Günter Petraneck, die zich als medewerker van de Volkspolizei vele jaren bekwaamde in de opsporing via geursporen, verklaarde over deze techniek het volgende: ‘Het is niet wetenschappelijk bewezen welke componenten van de menselijke geur door honden kunnen worden onderscheiden. Daarom kunnen de geursporen enkel als aanwijzing dienen en niet als bewijslast'…althans, zo luidt de officiële lezing.