dinsdag 27 december 2011

Poetin zit! Demonstratie, 24 december, Moskou.

Poetin zit!

donderdag 22 december 2011

Communisten vieren 132e verjaardag van Jozef Stalin

Communisten nabij het Rode Plein in Moskou. © Vasily Maximov / Ridus.ru


De Communistische Partij van de Russische Federatie, de KPRF, heeft op 21 december jl. de 132ste verjaardag van de geboorte van dictator Jozef Stalin herdacht. 
De officiële geboortedag van Stalin is 18 december 1878, zo blijkt uit een door Stalin zelf met de hand geschreven curriculum vitae. Toen Stalin in 1922 aan de macht kwam veranderde hij zelf de datum in 21 december 1879. Dit was de dag waarop zijn verjaardag werd gevierd in de Sovjet-Unie en is daarom ook de dag waarop de post-Sovjet communisten van de KPRF bloemen legden bij zijn graf in de Kremlinmuur.

Zie ook de website van KPRF en het Russische platform voor burgerjournalistiek Ridus.ru.



zondag 18 december 2011

De creatiefste viespeuk van Den Haag

Hans Borrebach (1903 - 1991): exhibitionistisch pornograaf en sexadept. Als illustrator ontwierp hij de omslagen van vele kinderboeken. Tijdens de Tweede Wereldoorlog nam hij een controversiële opdracht aan: het ontwerp van het affiche voor de zeer antisemitische film Der ewige Jude (De Eeuwige Jood, 1940).
Maar bovenal baarde Borrebach opzien met zijn pornografische strip Het meisjesinternaat (1987) en zijn voorliefde voor het masochisme en de sexfeestjes die hij organiseerde in zijn Haagse fotostudio.

In 1975 geeft Borrebach in het radioprogramma Nova Zembla een inkijkje in zijn leven. Daarin omschrijft hij zichzelf als wegbereider van de groepsex. Zijn hele huis was erop gericht om die groepsex spontaan te laten ontstaan. Speciaal voor deze partijtjes was in de kelder van het huis een grote zaal ingericht, voorzien van alle gemakken. De zaal werd belicht door twee schijnwerpers van 5000 Watt per stuk. Borrebach: “We maken het er altijd lekker warm en zorgen voor alle comfort. Deze bijeenkomsten zijn altijd erg plezierig. Het naar elkaar kijken wekt gevoelens op. We hebben wel avonden gehad dat iedereen er dol van werd.”

Scheveningseweg 80-82, Den Haag, 
Studio Hans Borrebach (foto  Jaap Rijkenberg, 1971)
In zijn gesprek met de VPRO komt Borrebach met een anekdote aanzetten uit het verleden. Borrebach: “Het is een oud verhaal van nog voor de oorlog. Er was een heel bekende man in Den Haag die een heel groot huis had waar hij party’s organiseerde. Om het exclusief te houden hield hij soms wel eens masturbatieparty’s. Aan het begin van de avond werden dan eerst wat borrels gedronken. Ook liep er een knecht rond, gekleed in livrei. Door het hele huis hingen prachtige donkerblauwe velours gordijnen. Wanneer de heren op een zeker moment tegen het gordijn hadden gespetterd dan kwam de knecht en blies wat zilverpoeder op dat natte spul. Dat hele gordijn zat tot een meter hoog vol met zilveren sterretjes. Dat was de trots van de heer des huizes!”

Ook tijdens de feestjes bij Borrebach thuis bediende een knecht de gasten. Tijdens die feestjes zat iedereen naakt aan het diner met prachtige kandelaars op tafel. Alleen de knecht was aangekleed en droeg een stijlvolle livrei. Dat riep spannende gevoelens op bij de gasten aan tafel, aldus Borrebach. 

Borrebach: “De eerste party die ik heb meegemaakt was nog voor de oorlog, bij een vriend ergens in Wassenaar. Het was een party met schattige aardige vrouwtjes. Het feest begon half aangekleed waarbij de prachtige mooie borstjes van de vrouwtjes boven de tafel uitkwamen. Op een gegeven moment komt de gastheer in kamerjas op. Aan het hoofd van de tafel slaat hij plots zijn kamerjas open en slaat met zijn harde lul op tafel en zegt: ‘Dames en heren, eet u smakelijk!’ ”

Hans Borrebach jaren 60 (foto Vrij Nederland)
Ook smakelijk vertelt Borrebach over het huwelijk van een vriend dat werd voltrokken bij hem thuis. Deze vriend was sterk sadistisch aangelegd en trok vrouwen aan die masochistisch neigingen hadden. Hij besloot te trouwen, in de zaal van Borrebach. De zaal was gevuld met vrienden en onder begeleiding van de huwelijksmars kwam het stel op in bruidstoilet, met het gezicht naar de zaal. Borrebach: “Het zag er keurig uit. Werkelijk waar. Het huwelijk werd ingezegend door een non, althans door een van de vrouwen die nonnenkleren had aangetrokken. Na voltrekking van het protocol en uitwisseling van de ringen draaide het koppel zich om met de rug naar de zaal. De bruid bleek van achter helemaal opengesneden, naakt dus.  Toen werd ze vastgebonden en verschrikkelijk fors met de zweep behandeld. De zaal schrok er zelfs van. Je moet de zweep vakkundig kunnen hanteren. Als je eerst striemen van links naar rechts hebt geslagen moet je daarna kruislings daarop slaan anders springt de huid open. Enfin, die vrouw schreeuwde uit. Mensen die hierin op kunnen gaan klinkt dat geschreeuw als muziek in de oren.”

Naast het leven van de zwoele soirees was Borrebach toch vooral een knap illustrator, een begenadigd fotograaf en schrijver van diverse meisjesboeken en instructieve fotoboeken (onder eigen naam en pseudoniemen Carl Bondam, Han Herckenrath en Henro de Montigny). 

Mondain Den Haag nummer 1 (1926), cover door Hans Borrebach

Meer covers en omslagen van Borrebach vind je hier.

Het meisjesinternaat (1987)




Affiche ontworpen door Borrebach (1987)

zaterdag 17 december 2011

Poetincartoon van Arend van Dam


vrijdag 16 december 2011

Straatkunst: verbeelding aan de macht








maandag 5 december 2011

Mehr Brot, Fleisch und Butter für die Massen - de Stalinstaat volgens Lion Feuchtwanger

Feuchtwanger (links) op bezoek bij Stalin (midden), 1937
Lion Feuchtwanger (1884-1958) was een prominent Duits schrijver ten tijde van Weimar Duitsland (~1919-1933). Hij werd onder andere bekend met zijn novelle Jud Süß (1925), welke later door Josef Goebbels zou worden misbruikt voor een sterk antisemitische verfilming. Feuchtwanger was een fervent tegenstander van Hitler en de nazipartij en werd in 1933 tot persona non grata verklaard door de nazi’s. Zijn boeken eindigde op de brandstapel tijdens de boekverbranding in 1933.
Vanaf 1933 woont Feuchtwanger in Frankrijk. Wanneer Duitsland in 1940 Frankrijk binnenvalt, weet hij met zijn vrouw te vluchten naar de Verenigde Staten. Zijn aanvankelijke vriendschappelijkheid jegens Stalin zou zijn naturalisatie tot Amerikaans staatsburger behoorlijk vertragen.

Van november 1936 tot februari 1937 brengt Feuchtwanger een bezoek aan de Sovjet-Unie. Feuchtwanger besluit zijn ervaringen aan het papier toe te vertrouwen in een kort reisverslag dat in 1937 door Querido Amsterdam werd uitgegeven onder de titel Moskau 1937. Ein Reisebericht für meine Freunde. Feuchtwanger beoogde hiermee een radicaal ander geluid te laten horen dan zijn Franse tijdgenoot André Gide, die een jaar eerder gedesillusioneerd terugkeerde uit de Sovjet-Unie, en scherp uithaalde naar de vermaledijde heilstaat in zijn reisverslag Terug uit Sowjet-Rusland (Plenzdorf schreef over dit werkje in 2009). Moskau 1937 zou Feuchtwanger op zeeën aan kritiek komen te staan onder zijn literaire tijdgenoten en zou zijn intellectuele reputatie niet onaangetast laten.

Feuchtwangers reisverslag is echter ook veelzeggend voor de turbulente tijd, het late interbellum, waarin hij de Sovjet-Unie met zijn bezoek vereerde. West-Europa was in de greep van het fascisme en de communistische tegenkrachten in het Oosten brachten zelfs een begenadigd literator als Feuchtwanger tot wankelen. Hij zag in de Sovjet-Unie of ‘Stalinstaat’, zoals hij deze zelf betitelde, wat hij wilde zien. Om zijn waarneming kracht bij te zetten redeneerde hij zo nodig met een omweg, om zodoende dubieuze praktijken van het regime te vergoelijken en kritische uitlatingen van collega’s over de Stalinstaat te ontzenuwen. Hoe zeer Feuchtwanger met Moskau 1937 ook de plank mis sloeg, gewaarschuwd door voorgangers zoals André Gide, het is en blijft een waardevol document ter illustratie van de menselijke ontreddering ten tijde van het interbellum. Moskau 1937 is een fascinerend verslag, temeer daar je als lezer weet tot wat voor potentaat Stalin zou uitgroeien (en in de tijd van Feuchtwangers bezoek al was). 
Feuchtwanger had de eer om Stalin persoonlijk te ontmoeten voor een gesprek. Feuchtwangers beschrijving van zijn indrukken tijdens deze ontmoeting  voeren je terug naar Moskou, 1937, in gezelschap van een verwarde man in een verwarde tijd. Niets menselijks was Feuchtwanger vreemd.

Uit Moskau 1937 volgen hieronder een aantal citaten om te illustreren hoe Feuchtwanger worstelt met de indrukken die hij opdeed tijdens zijn bezoek aan de Sovjet-Unie.

Feuchtwanger opent met de constatering dat de Sovjetmaatschappij een bureaucratische maatschappij is:

Erlaubnisschein, ist eines der ersten russischen Worte, das der Ausländer erlernen muß.

Tijdens zijn reis door de Stalinstaat spreekt Feuchtwanger een meisje van het platteland. Hij is duidelijk onder de indruk:

Ein Mädel vom Land:
Vor vier Jahren konnte ich nicht lesen und schreiben, und heute kann ich mich mit Feuchtwanger über seine Bucher unterhalten. – dieser Stolz legitim und kommt aus einem so tiefen Einverstandensein mit der Sowjetwelt und mit der eigenen Stellung der Sprecherinnen innerhalb dieser Welt, daß sich dieses Glücksgefühl auch auf den Hörer übertragt.

Vanaf 1928 vestigden zich joodse kolonisten in een gebied in het Verre Oosten dat door Stalin was uitgeroepen tot de autonome provincie Birobidzjan. Stalin had het niet zo goed op de joden staan als uit deze geste om een autonome provincie op te richten zou kunnen worden opgemaakt. Het was eerder een manier om van de Russische joden vrijwillige ballingen te maken (zoals Herman Vuisje 2-6-2011 in De Groene Amsterdammer suggereert), die bovendien mooi konden meehelpen de dunbevolkte grensstreek met China te koloniseren. Bovendien was het door Stalin aangewezen gebied geen paradijs: het betrof moerasland, geteisterd door de muggen in de zomer en een hels klimaat in de winter (bij een gemiddelde temperatuur van min 30 graden).

Feuchtwanger schrijft:
…das man den Juden zur Errichtung ihres Nationalstaates anbot und in dem sie sich angesiedelt haben, abgelegen und schwierig, aber voll von unbegrenzten Möglichkeiten.

Feuchtwanger citeert uit een speech van Stalin voor een publiek van zogenaamde Stachanov-arbeiders (i.e. modelarbeiders), om uit te leggen dat het begrip ‘vrijheid’ relatief is wanneer deze vrijheid tot resultaat heeft dat burgers niet in hun basisbehoeften kunnen voorzien:

Sehr populär gab Stalin ähnlichen Gedanken Ausdruck in einer Rede vor Stachanow-Arbeitern. »Leider«, meinte er, »ist es mit der Freiheit allein bei weitern nicht getan. Wenn es an Brot mangelt, wenn es an Butter und Fetten mangelt, wenn es an Kleidungsstoffen mangelt, wenn die Wohnverhältnisse schlecht sind, dann kann man mit der Freiheit allein nicht viel anfangen. Es ist sehr schwer, Genossen, von der Freiheit
allein zu leben. Um gut und glücklich leben zu können, müssen die Guter der politischen Freiheit durch materielle ergänzt werden.«

Feuchtwanger stelt zich vervolgens voor het dilemma:

…was ziehst du vor: daß die große Masse weniger Fleisch, Brot und Butter
und du dafür mehr Schreibfreiheit oder daß du weniger Schreibfreiheit bekommst und die große Masse dafür mehr Brot, Fleisch und Butter?
Das ist, für einen Schriftsteller von Verantwortung [hij doelt op zichzelf, JP], kein leichtes Problem.

Feuchtwanger vervolgt met een verheerlijking van Stalin:

Seine Argumente kommen langsam, sie appellieren an den gesunden Menschenverstand von Leuten, die gründlich, aber nicht schnell begreifen. Vor allem aber hat Stalin Humor, einen umständlichen, verschlagenen, behaglichen, manchmal grausamen Bauernhumor. Er zitiert in seinen Reden gerne humoristische Anekdoten aus populären russischen Schriftstellern, er kostet diese Anekdoten aus, gibt die Nutzanwendungen, seine Reden lesen sich streckenweise wie altväterische Kalendergeschichten.

Door een moralistisch grapje van Gide te citeren tracht Feuchtwanger uit te leggen dat de Sovjetbevolking serieus genomen wenst te worden:

Dem Schriftsteller Andre Gide ist ein Arbeiter untergekommen, ein >Stachanowist<, ein Rekordarbeiter also, der, wie man Gide berichtete, >in fünf Stunden die Arbeit von acht Tagen leisten konnte, oder vielleicht auch in acht Stunden die Arbeit von fünf Tagen, ich weiß das nicht mehr genau. Ich erkühnte mich<, fährt Gide fort, > zu fragen, ob das nicht etwa heißen soll, daß der Mann vorher acht Tage brauchte, um die Arbeit von fünf Stunden zu leisten<, und er wundert sich, daß seine Frage frostig aufgenommen wurde und man es vorzog, nicht zu erwidern.

En dan volgt hier een zeldzame kritische noot van Feuchtwanger richting Stalins repressieve politiek waarin alles en iedereen ervoor beducht moet zijn om niet voor sabotage te worden opgepakt:

Allmählich aber ist in der Bevölkerung eine richtige Schädlingspsychose entstanden. Man hat sich angewöhnt, alles, was schiefgeht, mit Sabotage zu erklären, während sicherlich ein großer Teil der Mängel schlicht
und einfach auf Unfähigkeit zurückzuführen ist.

Feuchtwangers geloof in de socialistische heilstaat slaat hier onomwonden toe:

Jeder sechste Rubel des Gesamteinkommens der Union wird für Verteidigungsmaßnahme gegen die Faschisten benötigt. Das ist ein hartes Opfer. Der Sowjetbürger weiß, alle die Mißstände, die heute noch das
Leben in der Union schwieriger machen als in den westlichen Staaten, wären längst behoben, hätte man nur diesen sechsten Rubel zur Verfügung gehabt. Jeder Einzelne könnte sich besser kleiden, könnte besser wohnen. Aber die Sowjetbürger wissen auch, daß an ihren Grenzen bösartige Narren darauf lauern, über sie herzufallen, und daß sie diese Grenzen wirksam schützen müssen. Sie bauen deshalb an der Aufrichtung ihrer sozialistischen Wirtschaft…

Om een voorbeeld te geven van Feuchtwangers dwangmatige manier om ten gunste van de Stalinstaat te redeneren, citeer ik zijn opmerking waarmee hij het conflict tussen Stalin en revolutionair en dissident Trotski afdoet. Stalin probeert middels zijn propaganda het beeld te verspreiden dat Trotski (uit een joods gezin) zou heulen met de Duitse fascisten (overbodig te noemen dat het hier om een pertinente leugen gaat). Feuchtwanger:

Wenn Alkibiades zu den Persern ging, warum nicht Trotzki zu den Faschisten?

Feuchtwanger mocht tijdens zijn bezoek aan de Sovjet-Unie ook een van de beruchte showprocessen bijwonen, een uiting van Stalins politiek van Rode Terreur. Tijdens dit proces werden de volkscommissaris van zware industrie, Georgi Pjatakov (eens toeverlaat van Lenin in financiële zaken), Karl Radek (die in 1917 samen met Lenin in een verzegelde trein via Duitsland naar Rusland was teruggekeerd), Grigori Sokolnikov (lid van het eerste Politbureau van 1917) en veertien andere voormalige aanhangers van Trotski berecht op beschuldiging van industriële sabotage en spionage.
Feuchtwanger trekt een vergelijking met ‘revolutionairen’ die door Hitler zijn terechtgesteld. Een pijnlijke uitglijder:

Vor den Hitlergerichten erklären Revolutionäre zu Hunderten:
>Ja, ich habe das getan, was mir vorgeworfen wird. Ihr könnt mich umbringen, aber ich bin stolz auf das, was ich getan habe.< An sich also haben die Zweifler recht, zu fragen: warum hat von diesen Trotzkisten
keiner so gesprochen? Warum hat von diesen Trotzkisten keiner gesagt: >Ja, euer Stalinstaat ist falsch. Trotzki hat recht. Was ich getan habe, war gut. Bringt mich um, aber ich stehe dafür ein.<
Allein es gibt auf diesen Einwand eine schlagende Antwort. Diese Trotzkisten haben einfach deshalb nicht so gesprochen, weil sie eben nicht mehr an Trotzki glaubten, weil sie innerlich nicht mehr für das einstehen konnten, was sie getan hatten, weil ihre trotzkistische Überzeugung durch die Fakten dergestalt widerlegt worden war, daß Männer mit sehenden Augen nicht mehr an sie glauben konnte.

Dat de veroordeelden door intimidatie en foltering tot marionetten van de rechter waren gemaakt, was in die tijd weliswaar niet tot in details bekend. Dat deze processen schijnvertoningen waren, was in het Westen echter geen geheim.

Dat Feuchtwanger ongetwijfeld dubbend en behoedzaam heeft rondgereisd door de Sovjet-Unie moge blijken uit een citaat uit zijn KGB-akte:

Feuchtwanger KGB-akte, 3-1-1937
Heute fragte er mich [i.e. de KGB-beambte, JP] unvermittelt: »Stimmt es, daß Pasternak [i.e. Russisch dichter/schrijver, JP] in Ungnade gefallen ist«, weil sein Schaffen »nicht mit der Generallinie der Partei übereinstimmt«? Dann  erzählte er einen antisowjetischen Witz. Als ich befremdet fragte, wer ihn denn mit solchen »Informationen« versorge, gab er mir keine Antwort.

D. Karawkina

Moskau 1937. Ein Reisebericht für meine Freunde. – Lion Feuchtwanger – Aufbau Taschenbuch Verlag



Geirthrudur Finnbogadottir Hjorvar

Geirthrudur Finnbogadottir Hjorvar is een beeldend kunstenares uit IJsland en werkt in het spanningsveld tussen tekst, tekeningen, installaties, beelden en fotografie. Met veel van haar werken wil Hjorvar de onmacht illustreren om het verleden opnieuw tot leven te kunnen wekken. Hjorvor woont en werkt in Reykjavik en Amsterdam.




I DON’T CARE IF IT HURTS 2007

An actress plays the part of a corpse for the duration of the exhibition and is complimented by a poster that illustrates the same Hegelian principle.

The performance is based on a contradiction between acting and being – it confirms the nature of metaphors when embodying its own reality.

The poster that accompanies it expresses a complimentary opposite of the performance; it is made of quotations that takes the shape of an eye. The eye becomes the 'i' in the 'if' of 'I Don’t Care if It Hurts.' While the specific quote is from a popular song by Radiohead, the pun lies in the ambivalence of what or who 'It' is.

Cast: Christina Flick, Hilde Caroline Labadie, Kimmy Ligtvoet