zaterdag 29 mei 2010

Gesteggel om nazi-goud

“Ondanks het gebrek aan politiek gezag, kunnen Den Haag en DNB toch met een zekere tevredenheid terugkijken op de goudlobby.” Dit stelt Corry van Renselaar in Partij in de marge. Oorlog, goud en De Nederlandsche Bank (2005). Zij onderzocht hoe Nederland manoeuvreerde om 146 duizend kilo goud terug te krijgen, dat de Duitsers tijdens de Tweede Wereldoorlog hier roofden. Daarvan gaven ze maar 77 duizend kilo terug.

Van Renselaar spreekt van een “blinkend resultaat”, terwijl nog niet de helft van het geroofde goud naar Nederland is teruggekeerd. Bovendien verwijt Van Renselaar Den Haag “een gebrekkig oog voor de politieke realiteit.” De Nederlandse overheid maakte fouten in de naoorlogse onderhandelingen over de teruggave van het goud. De Verenigde Staten, Engeland en Frankrijk organiseerden de restitutie. De Nederlandse regering had nauwelijks inspraak en de geallieerden maakten afspraken buiten Nederland om.

Toch oordeelt Van Renselaar dat de Nederlandse overheid en DNB tevreden kunnen zijn. “De schade die Nederlandse burgers tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben opgelopen door vorderingen en roof bedraagt 1,8 miljard euro. Daarvan heeft Duitsland nog geen 4% vergoed. Naar verhouding hebben de inspanningen om het geroofde monetaire goud terug te krijgen, veel meer opgeleverd”.

Spoed
De Nederlandsche Bank maakt zich eind jaren dertig grote zorgen over de Nederlandse goudvoorraad. “Onze nationale reserve zou Berlijn dolgraag inpikken” leest Van Renselaar in het dagboek van de zakenman Heldring die dan commissaris is bij DNB. Nederland is alert en in de maanden na de ‘Anschluss’ van Oostenrijk verscheept DNB met grote spoed zijn goud. Op de dag van de Nederlandse capitulatie ligt meer dan 80% al in het buitenland.

Stommiteit
Ondanks dat de overheid een groot deel van het monetaire goud in veiligheid bracht, bemachtigde de bezetter maar liefst 146 ton Nederlands goud. “Het goud dat lag opgeslagen in Amsterdam was vóór de Duitse inval van 10 mei 1940 helemaal ondergebracht in het buitenland.” Met het Rotterdamse goud ging het mis. “Een loodsboot met 11 ton aan boord liep op een mijn en zonk in de Nieuwe Waterweg. Honderd ton bleef in de Rotterdamse kluizen achter”, meldt Van Renselaar. Door een stommiteit van het kabinet kwam nog eens 35 ton Nederlands goud in Duitse handen. “Enkele dagen voor de oorlog besloot het kabinet goud te vorderen van Nederlandse burgers zodat DNB zijn goudvoorraad kon aanvullen. Terugdraaien van deze maatregel was onmogelijk na de capitulatie.” Zo werd de Duitse schatkist extra gespekt.

Grote ‘pool’
In 1946 richtten de Verenigde Staten, Engeland en Frankrijk een instantie op om de gedupeerde landen hun gestolen goud terug te geven. Deze Tripartiete Commissie voor de teruggave van het monetaire Goud (TGC) besloot het goud dat in Duitsland was teruggevonden in één grote ‘pool’ te storten. De Nederlandse overheid stemde in met de afhandeling door de TGC. Nederland diende bij de TGC een claim in van 146 duizend kilogram monetair goud.

Ideale huisbankier
Zwitserland speelde een dubieuze rol in het goudspel. Zwitserland was “de ideale huisbankier van nazi-Duitsland.” De Duitsers verkochten veel van het geroofde goud in ruil voor Zwitserse franken. "Zo kwam ruim driekwart van het geroofde Nederlandse goud daar terecht”, licht Van Renselaar toe. Zonder medeweten van Nederland koopt Zwitserland in 1946 alle aanspraken van andere landen op zijn goud af door eenmalig 52 ton goud af te dragen aan de TGC. Van Renselaar veronderstelt dat de Zwitsers doelbewust verzwegen dat zij veel meer geroofd goud bezaten dan zij in 1946 met de TGC overeenkwamen.

Gezichtsverlies
De Nederlandse regering raakt in 1958 in conflict met de TGC. De 35 ton goud die de overheid vlak voor de oorlog van de burgers vorderde beschouwde de TGC niet als monetair goud. De TGC redeneerde dat DNB het goud destijds innam als agent van de Duitse bezetter. “Om geen gezichtsverlies te lijden heeft de Nederlandse overheid niet aan de TGC gemeld dat de vordering door de Nederlandse overheid zelf was voorbereid”, onderstreept Van Renselaar.
“Bovendien verloor de regering grip op de goudlobby nadat ze zich aansloot bij de TGC.” Het Nederlands belang was ondergeschikt aan strategische overwegingen van de TGC in de kilste jaren van de koude oorlog.

700 miljoen
“Nederland heeft een evenredig deel uit de pool ontvangen. Ondanks een lesje politieke nederigheid komt Nederland dus niet als een verliezer uit de strijd”, constateert Van Renselaar. “Bijna de helft van het geroofde goud ligt weer achter de kluisdeuren van DNB.” Het kabinet Kok maakt in 2000 een einde aan de twist om het goud. Zij trekt de resterende claim ter waarde van 700 miljoen euro in. Hiermee komt voor Nederland een einde aan een decennia lange ruzie over het nazi-goud.


Partij in de marge. Oorlog, goud en De Nederlandsche Bank (2005)
Corry van Renselaar
Uitgeverij Boom