Posts tonen met het label Beschouwing. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Beschouwing. Alle posts tonen

donderdag 20 mei 2010

Waslijn


Regenweer, koude wind,
Die verweerde oude vrouw
Van beneden,
Hangt haar privaatje,
Te kijk aan de waslijn

Een groot roze
Genitaliënkostuum,
In groene zeep
Doorweekte trots,
Wiegt daar in de wind

Na jaren trouwe dienst
Resteert er weinig vlees,
Doch louter knook,
Om de directoire
Mee te vullen

Het rekbare paspel
Van de volgezogen lendelap,
Doorstaat met gemak,
De laatste proeven
Kruisverweer


Jerzy Plenzdorf

vrijdag 10 juli 2009

Kombinaten achter de Oeral - de magneetbergen van Magnitogorsk



Toen in het jaar van 1929 de eerste kolonisten in de Oeral aankwamen, troffen ze zo goed als niets aan. Tot aan het besluit van de Raad van Volkscommissarissen op 17 januari 1929 is er bijna alleen maar een voorgeschiedenis: zo is er de legende van de Mongoolse heerser Batu Khan, wiens paarden met hun hoeven aan de magneetberg bleven hangen, en het verslag van de wereldreiziger en franciscaner monnik Giovanni Carpini uit de 13e eeuw over het ongewone gedrag van zijn kompasnaald in dit gebied.

Vanuit de hoogte van het vliegtuig gezien is het een roestkleurig, kunstig bewerkt reuzenspeelgoed, dat titanen hier hebben laten vallen of liggen. Een grandioos silhouet van schoorstenen en hoogovens, zwart geworden door het vuur en roet.

Karl Slögel – hoogleraar Oost-Europese geschiedenis (Europese Universiteit Frankfurt)

Het overgrote deel van de bepantsering van de Sovjet-Unie stamt uit de triade Tsjeljabinsk, Nizhny Tagil, Magnitogorks. Deze drie steden achter de Oeral gaven vanaf de jaren dertig gestalte aan wat de meest prestigieuze ijzerverwerkende metallurgische productiefaciliteiten ter wereld moesten en zouden worden. De leidende Amerikaanse ertswinning moest als voorbeeld dienen voor een alles overstijgend industrieel imperium, veilig verscholen aan de loefzijde van de Uralsky gory. In de jaren dertig verrezen honderden schoorstenen en ‘smeltpotten’ in de regio Tsjeljabinsk voor de valorisatie van ijzererts. De grote ijzer- en staalhonger werd in eerste instantie aangewakkerd door een enorm lucratieve export naar Europa. Met de naderende oorlogsdreiging werd de megalomane productie al snel aangewend voor de binnenlandse wapen- en fortificatie-industrie.
De industrialisatiedoctrine van Stalin kreeg zijn beslag in zogenaamde Vijfjarenplannen. Het eerste Vijfjarenplan (1928-1932) was gericht op de landbouwcollectivisatie en het opzetten van een grootschalige ontginnings- en hoogovenindustrie in het gebied dicht achter het Oeralgebergte. In een ziedend tempo werden spoorlijnen doorgetrokken, arbeiders en ingenieurs overgeplaatst en werd buitenlandse expertise en technologie voor groot geld ingehuurd. Provisorische huisvesting (lees barakken) moest de arbeiders enige beschutting bieden tegen de uitersten van hete zomers en extreme winters. Het tijdbestek waarbinnen dit alles werd gerealiseerd, werkte onveiligheid en onkunde in de hand.

John Scott was erbij. Als eenentwintigjarige Amerikaan, geboren in een progressief gezin en gecharmeerd van socialistisch heil-denken, was hij vol drift om bij te dragen aan de opbouw van een nieuwe centraal geleide welvaart. Scott was hierin niet de enige Amerikaan; zelf zegt hij het zo:

Thousands of Americans were departing for that strange, far-off, and mysterious land of Soviet socialism, some out of political conviction, others desperate for work, and not a few in search of adventure. In addition the prominent and not-so-prominent ‘personalities’ who traveled to the Soviet Union there was a sizeable number of American engineers and skilled workers who went to direct or take part in the great project for the Five-Year Plan.


Stalins Ural Stronghold - Magnitogorsk

Via Parijs en Berlijn reisde Scott, afgestudeerd in de Griekse cultuur aan een vrijzinnige experimentele faculteit van de universiteit van Wisconsin, af naar Magnitogorsk om als lasser aan de slag gegaan. Scott stortte zichzelf in een ware apocalyps en schreef zijn ervaringen op: de cultuuromslag, de taal, de primitieve en harde leefcondities, schaarste, zware arbeid en het beangstigende optreden van de geheime diensten. Het boek van Scott is goed gedocumenteerd met opvallend gedetailleerde productiestatistieken. Aan het einde van zijn vijfjarige verblijf in Magnitogorsk informeerde Scott tevens de Amerikaanse overheid in detail over de productiefaciliteiten te Magnitogorsk. Tegenwoordig wordt het boek van Scott als een van de meest natuurgetrouwe getuigenissen beschouwd van de bouwmanie achter de Oeral die de slagvaardigheid van het militaire apparaat aanzienlijk en cruciaal vergrootte met het oog op de naderende wereldoorlog. De hoogovens hebben in dit opzicht een grote geschiedkundige waarde: technologische versnelling, machtsvertoon, ‘arbeid’ in de meest socialistische zin van het woord en het intreden van de 24-uurs economie.

Scott geeft een goed beeld van de eensgezinde gemeinschaftsgeist die heerste onder de duizenden arbeiders. Dat Scott de voorstelling van zaken soms in een zonniger daglicht plaatst dan ze daadwerkelijk waren is hem niet kwalijk te nemen; zijn inborst was in die tijd dronken van idealisme. Ondanks de bikkelharde omstandigheden boezemt Scott’s adaptatievermogen ontzag in. Dit zegt mijns inziens niet alleen veel over Scott zelf, maar ook over de ideologische uitwerking op de mensen; namelijk het gemeenschappelijke gevoel bij te dragen aan het schijnbaar onmogelijke. De vele arbeidersploegen concurreerden onder elkaar om een zo hoog mogelijk productie op hun hoogoven te halen (dit wordt mooi beschreven in Time Forward van Valentin Katayev). Een hoge productie gaf recht op privileges en eerwaardigheid. Dit was een slim doctrine-instrument waardoor een atmosfeer werd aangekweekt waarbinnen de productie tot het maximaal haalbare werd opgedreven.



De opbouw van de kombinaten van Magnitogorks was een gevecht tegen de tijd. De opperste Sovjet stelde vaak irrealistische en mensonterende doelstellingen. Het gevolg was dat constructies die nog maar net in gebruik waren genomen al spoedig toe waren aan de eerste reparaties. Explosies, scheuren in het plaatwerk, een gebrekkig verantwoordelijkheidsgevoel en oververmoeid onervaren personeel vormden een bron van ellende. De allesverzengende autoriteit in Moskou tolereerde bovendien geen vertragingen, wel het verlies van mensenlevens. Scott schrijft:

A huge explosion at the factory by incorrect handling of a tapping hole. Two weeks previous to the disaster everybody concerned with the furnace had known that the tapping hole was in bad shape. The foreman told the superintendant, who told the director, who told Zavenyagin, who telephoned Ordjonokidze, the People’s Commissar of the USSR for the whole industry. Nobody realized the dangers of a bad tapping hole, and no one wanted to take responsibility for shutting down the furnace prematurely at a time when the country needed pig iron very badly.

De geheime dienst NKVD was zeer fijnmazig vervlochten met de gehele leefgemeenschap en bestuurlijke elite in Magnitogorsk. Scott beschrijft de steeds grimmigere handgreep van de NKVD; de beschuldiging van antirevolutionaire handelingen hing , zoals overal in de Sovjet-Unie, aanhoudend in de lucht. Verbittering en ironie bij Scott:

A maxim currently used by viligant Communists and others was: ‘In every backward department there is a wrecker’. The results of the application of such an affirmation are obvious. They played into the hand of the growing apparatus of the NKVD (whose local and national leaders at that time appear now to have been wreckers themselves). Many people reacted by shunning all responsibility. Another maxim became known: ‘Nowadays it is a good thing to be a telegraph pole’.

Behalve het zware kaliber leven dat de ijzer- en staalindustrie met zich meebracht beschrijft Scott ook de aanvankelijke tevredenheid onder de mensen met de schaarste die er was. Bovendien, de arbeiders gingen er in eerste instantie daadwerkelijk op vooruit. De productie van een grote stroom consumentengoederen kwam op gang die het leven op allerlei manieren veraangenaamden. Scott huwt een Russische vrouw te Magnitogorsk, krijgt kinderen, en gezamenlijk vormen ze een knus gezin onder de verduisterende rook van het Metallurgisch Kombinaat Magnetogorsk (MMK). De waanzin van het leven van alle dag ontgaat Scott echter niet; je spoelt niet alles even weg met een glaasje wodka. Scott:

The hospital lay between the Metallurgical Institute and the street car line, and we of the Institute would stream thorough on our way to and from classes every evening. For two years a large barrel stood outside the maternity ward. On seeing it for the first time on my way to the Institute I looked into it curiously. After that I tried not to notice it when I passed. But one winter night I stumbled and fell over something on the ground. Examination proved it to be an afterbirth which had spilled out of the barrel and frozen to the ground.

Naarmate de oorlog echter dichterbij kwam werd de productie meer en meer gericht op het uitbouwen van het militair apparaat; ten koste van de inmiddels broodnodige behuizing en huishoudelijke goederen. Scott verlaat uiteindelijk in 1938, na vijf jaar dienstbaarheid, het Russisch achterland dat enkele decennia later zal verworden tot één van de meest vervuilde gebieden wereldwijd. Uit de schoorstenen valt jaar na jaar 870 miljoen ton roet op de omgeving neer, schrijft historicus Schlögel. Zuiveringsinstallaties waren en zijn tot op de dag van vandaag gebrekkig, vaak kapot of worden uit zuinigheidsoverweginginen
’s nachts uitgeschakeld. “Een dag Magnitogorsk tekent zich af in het bruinkleuren van het badwater” vertelt een vriendin van mij uit eigen ervaring; de vuile lucht zet begerig zijn sedimenten. De levensverwachting in dit gebied is nog steeds achtergesteld bij de rest van Rusland.

Het grote ijzeren hart van Rusland heeft inmiddels moeite met kloppen. Een bypass die kans van slagen heeft voor de toekomst van deze regio is niet triviaal. Duurzaamheid zal in het vuil van Magnitogorsk moeilijk ontkiemen. Een diversificatie van de industrie is vanuit mijn bescheiden visie heel snel vereist om over honderd jaar geen spooksteden gelijk Prypjat (bij Tsjernobyl) te creëren. Van de huidige economische spiraal profiteert, naar ik vrees, alleen het goedkopere escortsegment.



Nizhny Tagil





donderdag 7 mei 2009

Snerpende stilettobabe: Coolbaba!



Oekraïne: het land van de naaldhaken, blondines, onkuise riemjurkjes en gestutte boezems. Het is het ware cliché van het grootste land dat volledig in Europees territorium is gelegen. Oekraïne geeft de meest professionele invulling aan de Oost-Europese flamboyanti van de nihilistische kledij. Tijdens een zap-rondje langs het Oekraïense televisieaanbod op een hotelkamer-tv te Simferopol raakte ik geïndoctrineerd door de blondine ‘Coolbaba' (Oekraïns voor Paardenbloem) die het beeldscherm vulde met gekunstelde bekoorlijkheid. Door het plamuursel van Maybelline make-up kijken twee grote blauwe ogen de kijker begeerlijk en ontvankelijk aan. De presentatrice, optredend onder de artiestennaam ‘Coolbaba’, vertolkt de rol van loopse presentatrice van de Oekraïense equivalent van TMF op de zender M1.
Haar echte naam is Valeria Crook (Валерия Крук). Valeria houdt van reizen, windsurfen, borduurwerk en boeken. Bezoek de website van ‘Coolbaba’ en bekijk het diepte-interview met Valeria in de vorm van een fotorapportage.
‘Coolbaba’, de Oost-Europese transitie in een notendop.




Bezoek de website van Coolbaba...

Bekijk de korte promo van 'Coolbaba' Valeria

woensdag 17 december 2008

De 'Sprechmaschine' van Boger

Het conflict tussen de slachtoffers en de beulen moet veruitwendigd en geactualiseerd worden........
Ik kan het niet bewijzen, maar ik ben er zeker van dat geen slachtoffer ook maar overwogen heeft om de mens Boger van het Auschwitz-proces in de Boger-schommel te hangen. En nog minder zou iemand van ons die bij zijn volle verstand is op de moreel ondenkbare gedachte zijn gekomen dat men vier tot zes miljoen Duitsers gewelddadig van de aardbodem moest laten verdwijnen.



'Schuld en boete voorbij' (1977), door Jean Améry (1912-1978).

Dit schrijft Jean Améry (anagram en schuilnaam van Hans Mayer) in zijn boek Jenseits von Schuld und Sühne. Deze passage tekent de rode lijn waar Améry in zijn boek mee worstelt: hoe de woede jegens de Duitse natie te kanaliseren, weg van de wraak en richting het onderkennen van een afschuwelijk verleden dat door opvolgende generaties met nieuwe ogen wordt bekeken.
Améry refereert naar de Boger-Schaukel, vernoemd naar Wilhelm Friedrich Boger. Boger, die pas in 1958 werd opgepakt, stond bekend als een kille beul wiens misantropische fantasie in dienst stond van de lagergestapo.
De Boger-Schaukel was een martelinstrument waarmee Boger gevangenen aan het praten kreeg, tot de dood toe. Gevangenen werden opgehangen aan de knieholten over een metalen staaf, waarbij de handen werden vastgesnoerd aan de enkels. Boger kwalificeerde deze bestiale opstelling als zijn 'Sprechmaschine'. Evenals Kotälla (kamp Amersfoort) werd zijn naam gelieerd aan het verderf dat hij zaaide.
Tijdens het tweede Auschwitz-proces werd een model van de Boger-Schaukel gebruikt ter verduidelijking van de bewijslast. Een onappetijtelijk voorbeeld van de zakelijkheid waarvan de rechtspraak zich noodgedwongen moet bedienen.
Boger stierf in 1977 in gevangenschap.

Een getuigenis:
Ein kleiner Junge im Alter von etwa vier bis fünf Jahren sprang vom Lkw herunter. Er hatte einen Apfel in der Hand. Woher die Kinder kamen, weiß ich nicht. In der Tür stand Boger. Das Kind stand neben dem Lkw mit dem Apfel. Boger ging zu dem Kind hin, packte es an den Füßen und warf es mit dem Kopf an die Wand. Den Apfel steckte er ein … Eine Stunde später kam Boger und rief mich zum Dolmetschen. Dabei aß er den Apfel. Das Ganze habe ich mit eigenen Augen gesehen. Das Kind war tot.

zondag 22 juni 2008

Bewierookte mystiek

Neemt deze beker en drinkt hier allen uit, want dit is de beker
van het nieuwe altijddurende verbond.
Dit is mijn bloed dat voor u en alle mensen wordt vergoten
tot vergeving van de zonden.

- Verkondigen wij het mysterie van het geloof -
Als wij dan eten van dit brood en drinken uit deze beker,
verkondigen wij de dood des Heren, totdat Hij komt.

- Eucharistisch gebed der Heilige Katholieke Kerk
als voorbereiding op het ter communie gaan -

Wanneer ik in volledige contemplatie per trein afzak richting Maastricht ben ik dikwijls verwikkeld in een innerlijke tweespalt. Enerzijds voelt het als een bad vol warmte, lieflijke geborgenheid en een larmoyante nostalgische doop. Maar tegelijkertijd bekruipt mij een gevoel van aversie tegen alles wat het vervliegen van de tijd heeft aangericht. Het Bourgondisch volkse verliest terrein op het oprukkende massaconsumentisme. De ontsiering van het landschap met eentonige nieuwbouw waarvan enkel de voordeurkleur een variabele toets herbergt, zet door. Gropius rest niets anders dan zich in zijn graf af te keren van de bezoedelde moderne Nederlandse woningbouw. Met het tanende aantal kleine gemengde boerderijen waar kip, koe en hond elkaar overstemmen, zorgen de brokkelige tractorsporen op de glooiende landelijke weggetjes tegenwoordig voor een ware consternatie.
De zachte bloesembedden van de fruitbomen die lonkend glitteren in het dal zijn gelukkig nog steeds een ware amuse voor de geest. Ik herinner mij nog dat ik als kind wel eens met mijn vader in de boomgaard kersen ging plukken. Deze onderneming voerde ons naar een klein dorpje aan de Maas om in de aldaar gelegen boomgaard met zwaar houten jaren dertig ladders de kruinen van de bomen te trotseren. Terwijl mijn vader zich ontfermde over het vullen van de kersenmand, de zogeheten koemel, bezigde ik mij met het rond eten van mijn buik door springend de laag hangende kersen te grijpen met mijn knuistjes. Terwijl mijn vader mij vanuit het bladerdek zo nu en dan probeerde aan te sporen ook aan de koemel een bijdrage te leveren onttrok ik mij daar met kinderlijke eenvoud aan. Ik amuseerde me met hink-stapsprongetjes door de weide, met stokjes roeren in koeienvlaaien en met kersen gooien op rustiek herkauwende viervoeters. In een zomers zonnetje, met luidruchtig krekelgezang en met strontvliegen op je voorhoofd, uitkijkend over lang gestrekte hoogstamboomgaarden aan de ene kant en tegen een aan de overkant van de maas in België gelegen ijzerrode klif die voor mij altijd het symbool is gebleven van Belgisch grondgebied, kon ik de wereld vergeten. Met de door het lichte briesje betraande ogen keerde ik mij weer richting mijn vader die mij uit mijn droom haalde met de melding dat de koemel vol was. Ik kan met weemoed terugdenken aan die momenten. Jammer dat ik ze niet meer kan herbeleven want nu zou ik veel meer de tijd nemen en geduld hebben om te proeven, te observeren en te ruiken. Het ongeduld dat een kind van die leeftijd eigen is, maken dat soort momenten kort maar misschien wel des te heftiger. De emoties van een kind zijn immers niet gecontroleerd. Mijmerend over deze pure vorm van innerlijke bevrediging gedurende het prille zorgeloze bestaan dat een kind kan overkomen, wil ik graag refereren aan de contouren van het vredig dorpje dat vanuit dit boerenland zich aan de horizon aftekende. IJkpunt was daarbij de uitermate bewonderenswaardige, niet zo zeer mooie, kerkspits. Rond vespertijd kon bij de juiste wind het langdurig zingen van de klokken vanaf de boomgaarden worden waargenomen. De stilte maakte plaats voor een serene aanmoediging tot bezinning. Die torenspits, schildert zich af voor mijn ogen wanneer gesproken wordt over het katholieke zuiden. Een groot deel van mijn moeders familie ligt daar begraven. Staande aan de graven aldaar, en met de blik op oneindig, tuur je over een vlakte van boomgaarden. Diezelfde boomgaarden waar ik zo fier mijn kleren besmeurde met het zoete kersensap. Op een lenteavond bij ondergaande zon krijgt het liturgische begrip "eeuwige rust" aanzienlijk meer betekenis. Hoewel ik geen katholiek (meer) ben heeft het Roomse decor zoals ik dat in mijn jeugdjaren heb geconstrueerd mij niet meer los gelaten. Ook al valt de kerk een torenhoog en onwrikbaar conservatisme te verwijten, zij is bestand gebleken tegen tijderosie. En dit is zowel de achilleshiel als de bekoorlijkheid van de katholieke kerk. Ik ben niet de laatste die de kerk verdorven hypocrisie verwijt in de weinig barmhartige encyklieken. Seksuele expansie is onder de knokige duimen van de aartsvaders nog steeds een illusionair begrip, waarvan het pontificaat van de gelukzalige Benedictus XVI nog maar eens moge getuige. Ik citeer: Hoewel de bijzondere neiging van een homoseksueel geen zonde is, is het een min of meer sterke tendens die naar een intrinsiek moreel kwaad neigt.

Waarvan akte.

maandag 5 mei 2008

Pribaltiyskaya, einde van een Intourist-‘juweeltje’


Hotel Pribaltiyskaya (Прибалтийская) te Sint Petersburg straalt een hoop beton uit en een klein beetje hotel. Het aan de Finse Golf gelegen gedrocht boezemt ontzag in. Met zijn 1200 kamers en andere duizelingwekkende statistieken (dat schijnt te verkopen) was het Pribaltiyskaya in de jaren 80 het belangrijkste logement alwaar de tourist in Leningrad werd welkom geheten.

Het door Josef Stalin in het leven geroepen reisagentschap Intourist trakteerde de tourist op een gecontroleerd verblijf waarbij het de gast aan geen enkele sociaal realistische luxe mocht ontbreken.

Het Pribaltiyskaya werd ontworpen door architect Nikolai Baranov. Als onderdeel van het ‘Leningrad Maritieme Façade'-project werd het gebouw na een bouwtijd van zes jaar opgeleverd door de Zweedse betonbouwer Skanska. Het hotel was vermaard om zijn onvriendelijk personeel en slechte service; tsja, het is waarschijnlijk bedenkelijk als ik geneigd ben dit nu charmant te noemen. ‘Het Pribaltiyskaya' is een begrip in Sint Petersburg en het gebouw intrigeert mij. Zijn sobere plompe gestalte in een omgeving van monotone hoogbouw. En zijn naam; zwaar, Russisch, een lekker woord.

De typische fijngesneden strakke cyrillische letters op het dak van het Pribaltiyskaya vormen een waardige kroon waar de hele uitstraling van dit gebouw aan ophangt. Een jaar nadat ik het Pribaltiyskaya voor het laatst had gezien reed ik opnieuw langs het gebouw. De aantrekking van het gebouw was een andere dan die in mijn herinnering. Er was iets veranderd. Het Pribaltiyskaya was niet langer het Pribaltiyskaya. In een veel minder geraffineerd lettertype prijkt nu de naam van het hotelimperium van de Amerikaanse Carlson Group, Park Inn. Natuurlijk realiseer ik mij dat dit proces van veramerikanisering en vercommercialisering van Rusland zich in een onnavolgbaar tempo voltrekt en het Pribaltiyskaya een logisch slachtoffer hiervan is. Maar mijn fascinatie voor dit gebouw is gekelderd; het is niet langer het gebouw van weleer. Voor mij is het verdwijnen van het groteske П Р И Б А Λ Т И Й С К А Я symbool geworden van een land in transitie en de noodzakelijke aansluiting bij een uniforme wereldeconomie.



zondag 27 april 2008

Mort des hauts fourneaux Liégeois: Cockerill-Sambre, de ziel van de metallo’s

Velen zullen nog wat gas bijgeven wanneer zij bij Maastricht de grens met België overgaan. Al snel doemt een verkolengruisde werkelijkheid op. Nederlanders op vakantie naar het zuiden, nog een beetje wennend aan de lassen in het wegdek en gescheurde banden in de bermen. Troosteloze frietenkotten tegen een achtergrond van vergrauwde industriestadjes. Het is de thuishaven van les métallos (staalarbeiders).

Behalve dat ik erg gesteld ben op deze contreien omdat ik op een steenworp afstand ben opgegroeid, brengt de rook van Liège (dat is iets anders dan Luik!), en meer precies de rook van Seraing en Ougrée, mij keer op keer in een grote staat van ontroering. Ik heb het gevoel dat ik deze fascinatie met mijn vader deel. Hij zegt het nooit zo expliciet, maar hij schat ieder klein naargeestig straatje in Liège op zijn waarde en kent alle plekjes die deze stad zijn allure van mistroostigheid meegeven. Als hij naast mij zit in de auto, suizend over de periferie van Liège, dan noemt hij met grote exaltatie en sterk articulerend de Waalse plaatsnamen op die op de snelwegborden worden afgekondigd: Lixhe, Cheratte, Seraing, Visé en Bressoux. Allen plaatsen die zuchten onder het industriële verleden dat ooit het aanzien van Wallonië recht aandeed.

Onmisbaar is de voormalige Cockerill-Sambre Société Anonyme, de staalfabriek gelocaliseerd in Seraing (province de Liège) aan de rivier de Meuse (Maas). Het is geen toeval dat het broertje van deze staalverwerker trouw zijn rookwalmen uitpuft aan de oever van de Sambre-rivier te Charleroi. In 1817 werd het concern door John Cockerill (Haslington, Engeland, 1790) opgericht. John Cockerill was dikwijls te gast bij koning Willem I (koning van de Hollands-Belgische unie) te Den Haag die een voornaam geldschieter was voor de plannen van de Cockerills. In 1817 schaft Cockerill een aardig optrekje aan te Seraing. Deze voormalige zomerresidentie van de prins-bisschoppen van Liège1 is de perfecte uitvalsbasis voor de ‘vermetalisering' van de regio. Guido Fonteyn (voormalig journalist bij de De Standaard) verhaalt in zijn boek ‘Afscheid van Margritte' indringend over Wallonië en de Cockerills die in heel Europa belangen verwierven in grote staalverwerkende fabrieken. Fonteyn, notabene Vlaming, mag met recht een Wallonië-kenner worden genoemd. Fonteyn heeft het hart voor het Waalse land op de liefdevolle plaats.

Sinds de Cockerill-Sambre met zijn geraamte toezicht houdt op het Waalse grijze hart is er veel gebeurd. De onderneming onderging diversie fusies, nam meerdere concerns over en werd tenslotte zelf verzwolgen door grootkapitaal: fusie met Ougrée-Marihaye onder de naam Cockerill-Ougrée (1955); fusie met Hainaut-Sambre waardoor het bedrijf opnieuw onder de naam Cockerill-Sambre opereerde (1981). In 1998 werd ‘de' Cockerill-Sambre zelf overgenomen door Usinor, later zelf overgenomen door Arcelor (inmiddels ArcelorMittal). ArcelorMittal is niet vies van het verleden van zijn recente aanwist en geeft op de website van ArcelorMittal Liège enig inzicht in de ontstaansgeschiedenis.

Het uiteindelijke lot van John Cockerill is wellicht even treurig als het lot van het prachtige Franstalige achterland waar hij met zijn handelsgeest begin negentiende eeuw neerstreek. Eind dertiger jaren van de negentiende eeuw gaat het ten gevolge van een bankencrisis slecht met Cockerill-Sambre. Cockerill vertrekt uit Seraings om er nooit meer terug te keren. In een verwoede poging zoekt hij steun bij Willem van Oranje en de Russisch tsaar Nicolaas I. Het mocht niet baten. Cockerill stierf op zijn terugweg uit Rusland, beseffende dat hij de wensen van de duizenden werknemers die onder de rook van Liège zijn terugkomst afwachtte niet zou kunnen vervullen. Ziekte of zelfmoord? De ware toedracht van zijn dood blijft in nevelen gehuld; net als de toekomst van de prachtige streek die hij heeft getekend voor het leven.

In 2005 en 2007 zijn twee hoogovens van Cockerill-Sambre gesloten. Deze ontwikkeling heeft tot veel onrusten geleid onder de trouwe metallo's. De rook wordt dunner en daarmee het broodbeleg.Dat de trots en arbeidersideologie van dit stukje België gezien en geholpen moge worden. Ook Seraing, ook Lixhe, ook Cheratte, ook Visé, ook Bressoux is waar België fier op moet zijn! De vraag is of daarvoor niet eerst de machtige Parti Socialiste het veld moet ruimen. Voor mij blijft Cockerill-Sambre een thuis, een herinnering en een grote liefde voor een overdonderende en boeiende streek.

1. Afscheid van Magritte, Over het oude en nieuwe Wallonië - Guido Fonteyn (uitgegeven door Meulenhoff │Manteau)

zondag 20 april 2008

Oradour-sur-Glane



10 Juni 1944 16.00 uur, vier dagen nadat de Atlantikwall zijn ´betonnen´ geest gaf: in het inferno van Oradour wordt een complete dorpsgemeenschap verzwolgen. Pantserdivisie ‘Das Reich´ richt met kille organisatorische precisie een bloedbad aan en in nauwelijks een uur tijd zijn de harten van honderden families tot as vergaan. Wat overblijft is een verderfelijke schroeilucht en een stilte die in schril contrast staat met het rumoer van een klassieke plattelandse dorpsgemeenschap. De deelneming die Frankrijk betuigt door het geruïneerde Oradour tot monument te verheffen vind ik een bewonderenswaardige manier van omgaan met oeverloos leed. Het behoeft voor onze generaties geen uitleg meer wanneer zij in aanraking worden gebracht met de rauwe werkelijkheid. Geen weggeplamuurde kogelgaten, geen herbouwde gevels, geen monument te midden van gezellige terrasjes en klaterende fonteinen. Sec de werkelijkheid zoals deze voor het laatst door Duitse mortieren is beroerd, in die zomer van ´44. De grasvlakten rond Oradour zijn in de zomer gezegend met boterbloemen, madeliefjes en kwetterende vogels. Maar in de ruïne met zijn zwijgende kerkklokken houdt zelfs de natuur zijn adem in.