dinsdag 29 juni 2010

Onderzeebootloods biedt droogdokkunst














Heijplaat, een wijk in de Rotterdamse deelgemeente Charlois, is het decor van een nieuwe expositieruimte in de voormalige onderzeebootloods. De ruimte laat zich kenschetsen door zijn hoge vensters die pottenkijkers moest weren. De eerste expositie in de voormalig militaire productieloods is gewijd aan de ruimtevullende stukken van Atelier van Lieshout. Naast de bekende 'Van Lieshout'-gimmicks laat de tentoonstelling een 'huiveringwekkende' opstelling zien rond het door de kunsten strak omarmde thema 'Cradle to Cradle'. Uiteraard chargeert Van Lieshout en creëert hij een schrikbeeld waarin de 'Cradle to Cradle' filosofie tot in extremen zijn weerslag vindt. Versneden lichamen worden verpulverd tot nieuwe halffabricaten. De opstelling 'The Technocrat' vormt een circuit van voedsel, alcohol, uitwerpselen en energie. Fascinerend en luguber tot op zekere hoogte; vervelen deden de bij elkaar geraapte talloze silo's, mixers, pompen en troggen mij des te meer. Voor wie al bekend is met het 'Van Lieshout'-procédé is het niet de kunst die tot een bezoekje aan Heijplaat doet bewegen maar meer het nieuw ontgonnen gebied.
De Onderzeebootloods is een krachtig initiatief om de fascinerende ruwbouw van het Rotterdamse havengebied te ontsluiten voor de Brogues-dragende stedeling. Bij sterke windkracht en regenweer slaat de havenmelancholie er keihard in.





dinsdag 15 juni 2010

Territoriale onmacht: op zoek naar Andrej en Natasja

Druilerig Sint Petersburg. De grauwheid van de buitenwijken tegen de achtergrond van donkere dreigende wolken slaat op mijn gemoed. Ik begeef mij met mijn Petersburgse vriendin, Maria, naar het Moskou-treinstation. Wanneer we onze wagon hebben gevonden, vertrouwt de wagonverzorger, de zogenaamde provodnik, ons nog een smerige opmerking toe, daarin refererend aan het grote leeftijdverschil tussen mij en mijn reisgenote. Het einde van het grapje versta ik niet; ‘I better don’t translate this’, lacht Maria. Met een bulderlach wuift de provodnik ons naar binnen, daarbij zijn tot zwarte kiezelstenen verworden tanden fier ontblotend. Klokslag vijf uur zet de RZjD-trein (Russische spoorwegen) zich in beweging.

Ik neem de woorden van journalist en treinadept Henk Hofland ter harte en beeld mij in dat de komende veertig uur de vierpersoons couchette onze privébioscoop zal zijn. De ramen dienstdoend als een filmdoek waarop geen kaskraker zal worden vertoond maar wel een waarin gespeeld wordt met tijd en ruimte. De reis voert ons naar Nizjni Tagil, gelegen in de provincie Sverdlovsk: twee tijdzones verderop en markeerpunt van de grens tussen Europa en Azië. Jekaterinenburg (1) is de hoofdstad van Sverdlovsk en is daarmee het centrum van een industriële levensader die diverse grote industriële steden met elkaar verbind in een lijn parallel aan het Oeral middelgebergte.

Grote roze knuffel
Tijdens de reis doen we ons tegoed aan vette worst, wrange wijn, gekookte eieren en koude sasiski (Russiche worstjes). Onderweg willen verschillende reizigers met de lange Europeaan kennismaken, een curiositeit aan boord. Zo ontmoet ik Ivan uit Moermansk. Hij heeft er al twintig uur op zitten wanneer ik hem kort na ons vertrek uit Sint Petersburg spreek. Ivan is 27 jaar en bestuurder van een Caterpillar in een mijn. Hij is op weg naar zijn vrouw en kinderen die in Kirov wonen (vijfentwintig uur van Sint Petersburg). Vandaar die levensgrote roze knuffel die ik al in zijn coupé had opgemerkt. Enkele keren per jaar maakt hij deze reis om maximaal een weekje bij zijn vrouw en kinderen te kunnen zijn die in het schoonouderlijk appartement wonen. Hij spaart om een eigen huis te kunnen bekostigen in Moermansk zodat zijn gezin kan overkomen. Hij twijfelt nog: “het leven in Moermansk is hard. De lange donkere winters maken je neerslachtig”. Wanneer de trein stopt op het station van Kirov hang ik uit het raampje en zwaai naar hem. Uit de drukte op het perron maakt zich opeens een blondine op tien centimeter hoge pumps los, twee kindertjes met haar mee torsend. Geëmotioneerd vleien vrouw en kinderen zich tegen Ivans gespierde torso. Het is een ontroerend plaatje en ik bedenk me dat Ivan volgende week weer afscheid zal moeten nemen op ditzelfde perron.

Behandel onze meisjes met respect
De trein zet zich na Kirov in beweging voor de laatste etappe van circa vijftien uur. Eindeloze bossen en armzalige dorpjes tekenen zich af op het filmdoek. Bergen afval worden overal in de natuur gedumpt. Het land is simpelweg niet opgewassen tegen zijn eigen omvang. De uitgestrektheid van negen tijdzones en de ontvolking van het platteland maken investeringen in de lokale infrastructuur volstrekt onrendabel. Het leven op het platteland is zwaar. Nauwelijks werk, povere nutsvoorzieningen en corrupte ordehandhavers.
Bij het ochtendgloren doemen de eerste schoorstenen op van Nizjni Tagil. Nizjni Tagil is een centrum van zware ijzer- en staalindustrie, steenkoolwinning en productiefaciliteiten voor chemicaliën en kunststoffen. Nizhny Tagil is met name sterk gegroeid tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen veel zware industrie op bevel van Stalin werd verplaatst om zo niet ten prooi te vallen aan de Duitse agressor.
De opdringerige oude vrouwtjes met etenswaren omzeilend, loop ik met Maria het perron af op zoek naar het ‘hotel’. Maria heeft het betreffende adresje van een vriendin. Na een slopende wandeling, lijdend onder onze zware bagage, bereiken we een sober gebouw. Het hotelletje, dat niet als zodanig herkenbaar is, maakt een propere en naar onze normen kitscherige indruk. De dienstdoende receptioniste bekijkt mij achterdochtig van kop tot teen. Op de kamerdeur hangt een huishoudelijke mededeling: ‘Behandel onze meisjes met respect. Nodig ze niet uit om mee te eten en biedt ze geen drank aan. Onze meisjes zijn getrouwd en hechten veel waarden aan hun gezin. Gelieve dit te respecteren. Dank u.’ Verder valt het mij op dat de prijzen per uur worden vermeld. Wanneer ik door de receptioniste een doorgekrakt bed krijg toegewezen davert Maria van het lachen: ‘Can you imagine how this happened?’. Het wordt mij allemaal nog duidelijker wanneer ik een plompe hotelgast, mij geen blik waardig gunnend, op de trap tegenkom met een slanke jonge vrouwelijke metgezel.

Zandbak vol hondenkeutels
Chroesjtsjovka in Nizjni Tagil.
Op ontdekking door de stad treft mij al snel de toestand waarin de stad verkeert. De straten zijn kapotgevroren en parken en pleintjes zien er haveloos uit. De stad is bezaaid met zogenaamde Chroesjtsjovka’s. Deze woonflats, geïntroduceerd door Chroesjtsjov in de jaren zestig van de vorige eeuw, zijn prefab plaatconstructies die oorspronkelijk waren bedoeld als tijdelijke oplossing voor de heersende woningnood. Dat deze vochtige verweerde gebouwen nog gemeengoed zijn in de hele voormalige Sovjetunie zegt meer over de scheve welvaartsverdeling dan over de vermeende degelijkheid van deze blokkendozen.
Struinend langs het meer van Nizjni Tagil stuiten we op een soort permanent kermispark, gedomineerd door biertenten. Op een afgebladderd bankje, bij een zandbak vol hondenkeutels, geeft een moeder met een grote fles Baltika-bier in de hand haar kleine dochtertje een paar rake tikken. Zelfvoldaan zwalkt moeder terug naar het bankje tegenover mij om zich weer gezapig te verpozen aan het zwakke zonnetje. Maria wijst mij op het reuzenrad dat vermoedelijk al uren lang zonder enige klandizie zijn rondjes maakt. Voor het uitzicht besluiten we het erop te wagen. Een vriendelijke corpulente dame van middelbare leeftijd schrikt op uit haar winterslaap als wij ons aandienen voor een ritje. ‘Idioten’ zie ik haar denken. Na betaling lijkt ze zich niet meer om ons te bekommeren en dirigeert ze ons met een slap handgebaar naar het opstappunt. Al draaiende stappen we in een gondel. Het sluitmechanisme zit vastgeroest en naarmate onze gondel bij het stijgen verder om zijn scharnierpunt kraakt krijg ik het benauwder. Ik verbied Maria het draaimechaniek te hanteren waarmee je de gondel om zijn as kan laten draaien. Om mij te pesten probeert Maria het toch; opgelucht haal ik adem: ook vastgeroest.

Melchior de Hondecoeter
Na dit vertier vervolgen wij onze wandeling en begeven ons op mijn aandringen richting het museum voor de regionale geschiedenis in de hoop iets meer te weten te komen over de industriële bloeitijd van de streek. Mijn indruk van het regionale museum is tragikomisch. De man achter de balie, in ‘Toomy Hillfiger broek’, schrikt op uit de Russische evenknie van Privé. Hij vraagt wat we komen doen. We verassen hem zichtbaar wanneer we aangeven graag een kijkje te willen nemen in het museum. Hij excuseert zich voor een moment. Na enkele minuten komt een tiental oudere dames uit het achterliggende vertrek om in alle museumzalen gehaast het licht aan te doen, de gordijnen te openen en hun positie als suppoost in te nemen. Blijkbaar weten niet veel bezoekers de weg naar deze gastvrijheid te vinden. Voor de collectie hoef je het dan ook niet te doen. Uit respect voor de dames probeer ik de collectie niet te vluchtig tot mij te nemen. Mijn verbazing wordt gewekt door een schilderij van niemand minder dan Melchior de Hondecoeter, schilder van dierlijke taferelen (een genre dat mij maar niet weet te boeien). Dat mijn eerste kennismaking met De Hondecoeters werk nota bene in Nizjni Tagil moet zijn. Ik ga die man niet meer vergeten.

De onmacht van het proletariaat
Met men reisgezel vervolg ik mijn weg naar de rand van de stad waar de zware industrie huishoudt. Dit is waar Tagil zijn ontstaansrecht aan heeft ontleend. Maar enkel welvaart brengen de bruine molochen aan de horizon al lang niet meer. De stad telt nog altijd een bovengemiddeld aantal kankerpatiënten. Ondanks veel investeringen van de nationale en lokale overheid in een beter leefmilieu is de vervuiling en slechte luchtkwaliteit nog altijd een grote bedreiging voor de volksgezondheid. De grote hoogovens van NTMK (NizjneTagilski Metalloergitsjeski Kombinat) boezemen ontzag in. In Tagil worden tanks, spoorrails en treinwagons geproduceerd. De smeltinstallaties bieden een desolaat aanzicht. Straathonden verliezen ons geen moment uit het oog. Het gekreun van hijskranen en de over de kasseien rammelden opleggers verraden enige bedrijvigheid. Het roet uit de schoorstenen zet zich af op de trottoirs. Volgens hoogleraar Oost-Europese geschiedenis Karl Schlögel daalt uit de schoorstenen van de Oeral jaar na jaar 870 miljoen ton roet op de omgeving neer (Städte lesen, 2008, uitgeverij Carl Hanser).
Het geld wordt hier met eerlijk en hard werken verdiend en spijtig genoeg in het verre gecorrumpeerde Moskou oneerlijk onder de bevolking verdeeld. Economisch gezien ligt het weliswaar gecompliceerder, maar de praktijk biedt geen ruimte voor breedsprakige ondoorgrondbare ambtelijke verklaringen: de waarheid ligt hier op straat.

Huwelijksrite in Nizjni Tagil.
Aan het meer van Nizjni Tagil stuiten we op een hekwerk met hangsloten waarop liefdesverklaringen zijn vereeuwigd. Het is een traditie in Rusland om het huwelijk te bezegelen met een beschreven hangslot en de sleutels vervolgens weg te gooien zodat niemand het huwelijk nog kan verbreken. Dwalend met mijn blik over het kabbelende water bedenk ik dat Andrej en Natasja hier nog maar vorige week hun geluk bezegelden, op de toekomst. 

(1) Tussen 1926 en 1991 droeg Jekaterinenburg de Sovjetnaam ‘Sverdlovsk’. Jakov Sverdlov was een Bolsjewieken-leider (communistenleider) die opdracht gaf om tsaar Nicolaas II te executeren in Jekaterinenburg. Vanaf 1991 is de oude naam Jekaterinenburg weer in ere hersteld. Op het spoorwegnet wordt echter nog de naam Sverdlovsk gebruikt.

Treinstation van Nizjni Tagil met op de achtergrond de hoogovens 
van NTMK.



Nizjni Tagil vanaf de oever van de Tagil rivier.
Uitzicht op Nizjni Tagil vanaf de Lisjoeberg.



vrijdag 4 juni 2010

Onze-Lieve-Vrouw van Kazan geeft vleugels

Een niet te weerleggen fabel of een geschiedkundige curiositeit?  Hoe dan ook, Stalins beroep op de Russische orthodoxi tijdens de Tweede Wereldoorlog is een wapenfeit.  De oprukkende Duitse troepen moeten Stalin tot wanhoop hebben gedreven om priesters zelfs terug te halen uit de kampen. De vlucht van de Onze-Lieve-Vrouw van Kazan, waar gebeurd of niet, is aansprekende symboliek voor de  eerste tekenen van een noodgedwongen erosie van de ideologische en tirannistische doctrine.

Sinds de Oktoberrevolutie van 1917 kreeg de kerk het zwaar te verduren. Geestelijken werden massaal vervolgd en de kerken werden voor de meest denigrerende doeleinden aangewend; van antireligie musea tot aardappelopslag of paardenstal. Rusland heeft er veel prachtige kerken aan verloren.

Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog leek Stalin zich te beseffen dat de kerk zou kunnen bijdragen aan de eensgezindheid van het Russische volk in de strijd tegen de Fritzen1. Vanaf 1943 beleefde de kerk onder het communisme een opleving totdat de antireligieuze sentimenten onder aanvoering van Chroesjtsjov opnieuw opleefden.

Hoewel door historici met sceptisch bejegend, zou volgens de overlevering Stalin opdracht hebben gegeven om kort voor de slag om Moskou (najaar 1941) zes rondjes rond de stad te vliegen met een icoon van de hoogste religiositeit in de Russisch orthodoxe kerk; de icoon van de Onze-Lieve-Vrouw van Kazan. Hypocrisie door wanhoop gedreven.

1 Russische variant op het woord ‘mof’.

zaterdag 29 mei 2010

Gesteggel om nazi-goud

“Ondanks het gebrek aan politiek gezag, kunnen Den Haag en DNB toch met een zekere tevredenheid terugkijken op de goudlobby.” Dit stelt Corry van Renselaar in Partij in de marge. Oorlog, goud en De Nederlandsche Bank (2005). Zij onderzocht hoe Nederland manoeuvreerde om 146 duizend kilo goud terug te krijgen, dat de Duitsers tijdens de Tweede Wereldoorlog hier roofden. Daarvan gaven ze maar 77 duizend kilo terug.

Van Renselaar spreekt van een “blinkend resultaat”, terwijl nog niet de helft van het geroofde goud naar Nederland is teruggekeerd. Bovendien verwijt Van Renselaar Den Haag “een gebrekkig oog voor de politieke realiteit.” De Nederlandse overheid maakte fouten in de naoorlogse onderhandelingen over de teruggave van het goud. De Verenigde Staten, Engeland en Frankrijk organiseerden de restitutie. De Nederlandse regering had nauwelijks inspraak en de geallieerden maakten afspraken buiten Nederland om.

Toch oordeelt Van Renselaar dat de Nederlandse overheid en DNB tevreden kunnen zijn. “De schade die Nederlandse burgers tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben opgelopen door vorderingen en roof bedraagt 1,8 miljard euro. Daarvan heeft Duitsland nog geen 4% vergoed. Naar verhouding hebben de inspanningen om het geroofde monetaire goud terug te krijgen, veel meer opgeleverd”.

Spoed
De Nederlandsche Bank maakt zich eind jaren dertig grote zorgen over de Nederlandse goudvoorraad. “Onze nationale reserve zou Berlijn dolgraag inpikken” leest Van Renselaar in het dagboek van de zakenman Heldring die dan commissaris is bij DNB. Nederland is alert en in de maanden na de ‘Anschluss’ van Oostenrijk verscheept DNB met grote spoed zijn goud. Op de dag van de Nederlandse capitulatie ligt meer dan 80% al in het buitenland.

Stommiteit
Ondanks dat de overheid een groot deel van het monetaire goud in veiligheid bracht, bemachtigde de bezetter maar liefst 146 ton Nederlands goud. “Het goud dat lag opgeslagen in Amsterdam was vóór de Duitse inval van 10 mei 1940 helemaal ondergebracht in het buitenland.” Met het Rotterdamse goud ging het mis. “Een loodsboot met 11 ton aan boord liep op een mijn en zonk in de Nieuwe Waterweg. Honderd ton bleef in de Rotterdamse kluizen achter”, meldt Van Renselaar. Door een stommiteit van het kabinet kwam nog eens 35 ton Nederlands goud in Duitse handen. “Enkele dagen voor de oorlog besloot het kabinet goud te vorderen van Nederlandse burgers zodat DNB zijn goudvoorraad kon aanvullen. Terugdraaien van deze maatregel was onmogelijk na de capitulatie.” Zo werd de Duitse schatkist extra gespekt.

Grote ‘pool’
In 1946 richtten de Verenigde Staten, Engeland en Frankrijk een instantie op om de gedupeerde landen hun gestolen goud terug te geven. Deze Tripartiete Commissie voor de teruggave van het monetaire Goud (TGC) besloot het goud dat in Duitsland was teruggevonden in één grote ‘pool’ te storten. De Nederlandse overheid stemde in met de afhandeling door de TGC. Nederland diende bij de TGC een claim in van 146 duizend kilogram monetair goud.

Ideale huisbankier
Zwitserland speelde een dubieuze rol in het goudspel. Zwitserland was “de ideale huisbankier van nazi-Duitsland.” De Duitsers verkochten veel van het geroofde goud in ruil voor Zwitserse franken. "Zo kwam ruim driekwart van het geroofde Nederlandse goud daar terecht”, licht Van Renselaar toe. Zonder medeweten van Nederland koopt Zwitserland in 1946 alle aanspraken van andere landen op zijn goud af door eenmalig 52 ton goud af te dragen aan de TGC. Van Renselaar veronderstelt dat de Zwitsers doelbewust verzwegen dat zij veel meer geroofd goud bezaten dan zij in 1946 met de TGC overeenkwamen.

Gezichtsverlies
De Nederlandse regering raakt in 1958 in conflict met de TGC. De 35 ton goud die de overheid vlak voor de oorlog van de burgers vorderde beschouwde de TGC niet als monetair goud. De TGC redeneerde dat DNB het goud destijds innam als agent van de Duitse bezetter. “Om geen gezichtsverlies te lijden heeft de Nederlandse overheid niet aan de TGC gemeld dat de vordering door de Nederlandse overheid zelf was voorbereid”, onderstreept Van Renselaar.
“Bovendien verloor de regering grip op de goudlobby nadat ze zich aansloot bij de TGC.” Het Nederlands belang was ondergeschikt aan strategische overwegingen van de TGC in de kilste jaren van de koude oorlog.

700 miljoen
“Nederland heeft een evenredig deel uit de pool ontvangen. Ondanks een lesje politieke nederigheid komt Nederland dus niet als een verliezer uit de strijd”, constateert Van Renselaar. “Bijna de helft van het geroofde goud ligt weer achter de kluisdeuren van DNB.” Het kabinet Kok maakt in 2000 een einde aan de twist om het goud. Zij trekt de resterende claim ter waarde van 700 miljoen euro in. Hiermee komt voor Nederland een einde aan een decennia lange ruzie over het nazi-goud.


Partij in de marge. Oorlog, goud en De Nederlandsche Bank (2005)
Corry van Renselaar
Uitgeverij Boom

maandag 24 mei 2010

Rusland: de tragedie van een schoonheid

Rusland wordt vaak vergeleken met een onbereikbare bruid. “Wat een favoriet onderwerp was van debat en poëtische fantasie in het begin van de twintigste eeuw, verwordt tot een heilig huisje dat met veel plezier omver wordt geschopt door een serie hedendaagse Russische auteurs. De metafoor ‘Rusland als bruid’ krijgt een spottend en seksueel karakter.” Dit concludeert Ellen Rutten in haar proefschrift.

Rutten bestudeerde literatuur uit verschillende Russische tijdperken. De metafoor van ‘de bruid Rusland’ was tussen 1900 en de jaren ’20 de inzet van talloze gedichten, romans en filosofische debatten. Het voortborduren op ‘moedertje Rusland en vadertje Staat’ komt op halverwege de negentiende eeuw. De intellectuele klasse voelt zich steeds meer vervreemden van de Russische staat en het Russische volk. Het beeld van Rusland als onbereikbare bruid komt begin 1900 tot wasdom. Kunstenaars, schrijvers en denkers, de intelligentsia, voeren Rusland op als bruid die gevangen wordt gehouden door de Russische Staat, de tsaar. De intelligentsia voelde zich de “ware minnaar” van de bruid.

Veel Russische intellectuelen uit deze tijd “presenteren Rusland als een schone slaapster, de staat als de boze tovenaar en de intelligentsia als haar uitverkoren bevrijder”. Berdjaev verwijt het Russische volk in 1914: “Het volk stelt zich altijd op als een bruid, het voelt zich een vrouw ten opzichte van de kolos van de staat”.

Rutten constateert dat in de hedendaagse Russische literatuur het beeld van ‘de bruid Rusland’ onderwerp is van spot. Rutten: “De bruid Rusland is nu veranderd van een beeld met politieke zeggingskracht in een mikpunt van parodie waarbij seksualiteit een belangrijke rol speelt”. Zo neemt de Russische schandaalschrijver Vladimir Sorokin het beeld van Rusland als bruid van de intelligentsia meedogenloos op de hak. Zijn heldin Marina beleeft een enorme vrijpartij met een hoge ambtenaar van de communistische partij. Dit veroorzaakt een ommezwaai in haar leven. Het orgasme dat de functionaris haar bezorgt verandert haar van een losbandig sekspartner in een naamloze Sovjetarbeider. Rutten signaleert hierin een tendens. “De ‘onbereikbare bruid Rusland’ van begin twintigste eeuw is begin eenentwintigste eeuw veranderd in een concreet lichaam dat fysiek wordt gepenetreerd in plaats van figuurlijk gehuwd”.

De voorstelling van Rusland als onbereikbare bruid verdwijnt tijdelijk uit de schijnwerpers gedurende het Sovjettijdperk (1917-1990). Volgens Rutten is dit begrijpelijk: “Het beeld van de bruid verzwakt omdat ieder kritisch geluid in de Sovjetunie taboe was”. Toch overleefde de bruid het Communistische tijdperk. Ze werd eenvoudig omgezet naar Sovjetcontext. Zo stelt de invloedrijke criticaster Andrej Platonov Moskou voor als een jonge vrouw die wordt bemind door de Sovjet-elite. De tegenstelling tussen staat en intellectuele elite wordt niet meer genoemd.

Om eigen land als vrouw voor te stellen is niet nieuw. “Uniek voor Rusland is de voorstelling van de verhoudingen tussen Rusland, de machthebber en de intellectuelen als een liefdesprobleem tussen één vrouwelijk en twee mannelijke beelden”, stelt Rutten. “De voorstelling van deze klassieke driehoeksverhouding als een liefdestragedie is een centraal onderdeel geworden van de moderne Russische intellectuele cultuur”.




donderdag 20 mei 2010

Waslijn


Regenweer, koude wind,
Die verweerde oude vrouw
Van beneden,
Hangt haar privaatje,
Te kijk aan de waslijn

Een groot roze
Genitaliënkostuum,
In groene zeep
Doorweekte trots,
Wiegt daar in de wind

Na jaren trouwe dienst
Resteert er weinig vlees,
Doch louter knook,
Om de directoire
Mee te vullen

Het rekbare paspel
Van de volgezogen lendelap,
Doorstaat met gemak,
De laatste proeven
Kruisverweer


Jerzy Plenzdorf

maandag 17 mei 2010

Een betrokken overheid?

Jekaterinenburg, Rusland

А ты всегда контролируешь себя, когда выпьешь?
Heb jij jezelf altijd onder controle wanneer je drinkt?

zaterdag 24 april 2010

Herr H

Vanochtend meldden de Israëlische autoriteiten dat in het Braziliaanse Amazonegebied Adolf Hitler in hechtenis is genomen. Hitler, geboren 20 april 1889 te Braunau am Inn, zoon van Alois Schicklgruber, bevestigde vanochtend aan de Israëlische geheime dienst zijn identiteit. Tot vanochtend was de vermeende dood van de dictator vastgesteld op 30 april 1945; zelfmoord door cyanidepil en kogel. 
De inmiddels stokoude en broze man is door Israëlische commando’s overmeesterd in een hut waar de grootste oorlogsmisdadiger van de twintigste eeuw zich decennialang schuilhield. Inmiddels wordt hij overgebracht naar de zwaar beveiligde geheime Israëlische gevangenis ‘Faciliteit 1391’ (ook wel Israëls Guantanamo Bay genoemd). De Israëlische autoriteiten hebben al verklaard dat het strafproces niet in Israël zal plaatsvinden.  
Van over de hele wereld komen regeringsleiders met de eerste reacties op dit schokkende nieuws. President Obama spreekt van ‘een schokkende historische gebeurtenis, waarin de hoofdverantwoordelijke voor de misdaden in de Tweede Wereldoorlog zijn schuld niet langer kan ontlopen’. Het strafproces zal volgens Obama  ‘veel verdriet oprakelen en voor vele slachtoffers de zoveelste episode betekenen in een onverwerkt verleden’. Premier Balkende laat in een eerste reactie weten dat zijn gedachten in eerste instantie uitgaan naar de slachtoffers van de nazi-terreur en dat met deze arrestatie de geschiedenis wordt herschreven.
Bondskanselier Merkel heeft in een persverklaring laten weten geschokt te zijn door het nieuws dat de verantwoordelijke voor de zwartste periode uit de Duitse geschiedenis nog in leven blijkt te zijn. ‘De schuld van onze natie drukt zwaar op onze schouders’, aldus Merkel.
In verschillende landen worden de veiligheidsmaatregelen aangescherpt om gevreesde neonazistische sentimenten de kop in te drukken. Tot nu toe zijn er nog geen ongeregeldheden gemeld.
Einde van dit extra nieuwsbulletin.

Cultuurfilosoof Georg Steiner (1929) schreef in 1981 een roman die in Nederland is uitgebracht onder de titel Het transport van Adolf H. naar San Cristóbal. De roman verhaalt over zes Israëlische nazi-jagers die de hoogbejaarde massamoordenaar Herr H opsporen in het Amazonegebied. Controverses treiteren de geest op een onevenaarbare en originele wijze.

Het transport van Adolf H. naar San Cristóbal – George Steiner (Meulenhoff, 1983)


woensdag 7 april 2010

Over vers gekotste kippenragout en chroomschepen

Geen verhalen over een besmuikt Stasi-verleden, geen heldenverslag van een rebel tegen het versleten regime, geen opsomming van historische feiten. Die Wiederentdeckung des Gehens beim Wandern. Harzreise (1990) is het relaas van de gewone man. Met gevoel voor humor en met een scherpe kenschetsing van das vergangene trotseert Thomas Rosenlöcher (Dresden, 1947) als een ietwat schichtige Ossi het nieuwe herenigde Duitsland. Hiermee beschrijft Rosenlöcher op indringende wijze hoe de verwestering van alledaagse gebruiken een identiteitsshock teweeg bracht voor de streng gekuiste DDR-burgers.

De uitgave van Prometheus opent met het dagboekverslag dat is uitgegeven onder de titel Die verkauften Pflastersteine. De titel refereert aan een artikel dat Rosenlöcher voor een plaatselijk Forum-blaadje schreef, waarin hij melancholiek ingaat op hoe de straatstenen van de Pirnaer Landstraße in Dresden door het staatsantiekbedrijf, in ruil voor deviezen, als sierstenen aan het Westen werden verpatst. Toen dit schandaal aan het licht kwam declameerde het volk: “Ach, wäre ich ein Pflasterstein, ich könnte längst im Westen sein”.
In de dagboekaantekeningen doet Rosenlöcher verslag van de onrust voor en direct na de val van de muur. Als observant is hij getuige van menig feestgewoel en demonstratie. Hij verwijt zichzelf een zekere passiviteit, hij is geen activist.
Een treinreis naar Freiburg, een week na de val van de muur, voert Rosenlöcher door de poorten van Schlaraffia, Duits voor Luilekkerland. De Belgische slavist en schrijver Johan de Boose blies deze uitdrukking uit de DDR- volksmond nieuw leven in door te verhalen over de scepsis onder DDR-Bürger waar dit Schlaraffia zich daadwerkelijk zou moeten bevinden; in het oosten of in het westen? Dit zelfde scepticisme bespeur ik ook bij Rosenlöcher. Enerzijds is hij onder de indruk van de dienstverlenende vriendelijkheid van de westerse treinconducteur, anderzijds bekruipt hem een warenhuiswalging. Zijn waarnemingen tijdens zijn bezoek aan Freiburg schetsen het beeld van een ontheemde intellectueel.

“In de warenhuizen geregeld licht misselijk. Vind je wat je wilt, dan ben je vergeten of dit wel was wat je wilde. Ten slotte koop je een ballpoint. Ballpoints zijn altijd goed.”

Rosenlöcher voelt zich opgejaagd door wat hij ´chroomschepen´ noemt, de glimmende West bolides die met dreigende blik de onnozele Ossi´s van hun sokken rijden en met grote snelheid opdoemen in de rookwolken van hun pruttelende trawanten. Met ontgoocheling begluurt hij in Freiburg de gretige kennismaking van zijn DDR genossen met het Westen:

Overal staan ze in de rij, vader, moeder, kind: zelfs voor de sekswinkels van Beate Ushe*.

Aansluitend op het dagboekverslag volgt het verslag dat in Duitsland is uitgegeven onder de titel Die Wiederentdeckung des Gehens beim Wandern. Harzreise (door Prometheus uitgegeven onder de titel
De herontdekking van het lopen). Hierin onderneemt Rosenlöcher in navolging van Heine en Goethe een voettocht door de Harz, een gebergte in midden-Duitsland. De hoogste berg is de Brocken. Door de Harz liep de BRD-DDR grens. De Brocken was Sperrgebiet en stond volledig in het teken van militaire waakzaamheid (uitkijktorens, kazernes, geschut e.d.). Tijdens zijn lange wandeltocht komt Rosenlöcher het bittere en stoffige van zijn vervallen Hinterland onder ogen. Van kleurloze liters goulash tot kippenragout die ‘ versgekotst’ oogt. Lurken aan een kopje naar Oostblok smakende koffie of trauern bij een halve liter ´Coschützer pisbrau´.
Na zure hotelkamergeuren en eeuwig stromende toiletspoelbakken komt Rosenlöcher in de Harz niet zozeer tot het inzicht waar het ware Schlaraffia ligt, maar wel tot de ontnuchterende ontdekking waar het in ieder geval niet ligt.

* Beate Ushe (1919 -2001); Duits stuntpiloot in de jaren dertig van de vorige eeuw. Opende de eeste sexshop ter wereld en leverde daarmee een belangrijke bijdrage aan een betere seksuele hygiëne. Het huidige bedrijf Beate Ushe AG is een van de marktleiders op het gebied van seksspeeltjes.

zondag 28 maart 2010

Het gesimuleerde succes van de Sovjetunie

In zijn boek Imperium, ondergang van een wereldrijk (1993) citeert wijlen journalist Ryszard Kapuściński (1932-2007) uit het boek Staliniada van de Russische schrijver Joeri Borev. In dit citaat vergelijkt Borev de geschiedenis van de Sovjetunie met een rijdende trein. De zuivere ironie van zijn vergelijking dekt de waanzin van een onhoudbaar anemisch staatsbestel.

"De trein reed naar de lichtende toekomst. Lenin was de bestuurder. Opeens stopte hij - het spoor hield op. Lenin voerde onbetaalde zaterdagsarbeid in en de trein reed verder. Nu was Stalin de bestuurder. De weg hield weer op. Stalin beval de helft van de conducteurs en passagiers dood te schieten en dwong de rest om nieuwe rails te leggen. De trein reed weer verder. Stalin werd vervangen door Chroesjtsjov en toen de rails ophielden, beval deze de rails weg te halen waarover de trein al had gereden en ze voor de locomotief te leggen. Chroesjtsjov werd door Brezjnev afgelost. Toen het spoor weer ophield, besloot Brezjnev de ruiten af te schermen en de wagons zo te laten schommelen dat de passagiers dachten dat de trein doorreed."