woensdag 25 augustus 2010

Wansmaak aan de macht

   FOTO: NICK GLEIS PHOTOGRAPHY
Vanaf 2 oktober is tijdens de Brighton Photo Biennial 2010 werk te zien van fotograaf Nick Gleis. Gleis brengt de interieuren van privé-vliegtuigen van dictators van Afrikaanse landen in beeld. Vanwege contractuele voorwaarden waaraan Gleis zich heeft moeten committeren om de foto's te mogen maken, maakt hij niet openbaar welk vliegtuig bij welke leider/dictator hoort. Bekijk de gehele serie hier. Een tot de verbeelding sprekende collectie van met bloed omkranste rijkdom.

zondag 22 augustus 2010

Cyrillisch, alfabet van de bezetter

Tweetalig verkeersbord in Bosnië en Herzegovina - het cyrillisch schrift 
(gebruikt door de Serven) is weggewerkt met graffiti. Het onderbuikgevoel van een pijnlijk verleden.  





zondag 15 augustus 2010

De “geestelijke sterilisatie” van de Joden: het anti kosmopolitisme in Rusland

De oorsprong van de anti-Joodse sentimenten in Rusland voert ver terug en deze kunnen tot een laakbare traditie worden geoormerkt. Al in tsaristisch Rusland werden de vrijheden van de Joden ingeperkt en vonden verschillende pogroms (een Russisch woord) plaats om ten tijden van economische malaise de aandacht af te leiden. Ook de antirevolutionaire Zwarte Honderd beweging was aanstichter van diverse pogroms in reactie op de Eerste Russische revolutie van 1905. Uit de klassieke Russische literatuur komt duidelijk het diepe anti-Joodse sentiment naar voren van grote Russische schrijvers als Gogol, Dostojevski en Tsjechov. Deze auteurs schreven over wat zij zagen en aanvoelden in de Russische maatschappij waarin zij leefden.
Om de origine van het huidige antisemitisme in Rusland beter te begrijpen biedt de studie van Ben Amin (Moskou 1921 – Tel Aviv 2010) uit 1967, opgetekend in Tussen hamer en sikkel, een verhelderende kijk op de positie van de Joden in Rusland onder de Sovjetheerschappij.

Brandmerk
Ben Ami opent zijn relaas door erop te wijzen dat de Sovjet-burger niet bestaat. Iedere burger van de Unie stond geregistreerd als behorende tot een bepaalde nationaliteit. Opvallend is dat de Sovjets ook de Joden als een nationaliteit definieerden en dus werden Joden in hun persoonsbewijs geregistreerd als ‘evrei’ (Russich voor Jood). Dit zou later het brandmerk worden voor hen die tijdens de zuiveringen in de jaren dertig door Stalin zijn geslachtofferd en voor hen die in de verschillende decennia daarna onevenredig veel tegenwerking ontmoeten in hun dagelijks leven en carrière.
Na de bolsjewistische Oktoberrevolutie van 1917 verbeterde de positie van de Joden weliswaar blijkens de vele Joden onder de prominentste leden van de ondergrondse en verbannen Russische revolutionaire beweging.  In deze context mag echter niet worden vergeten dat met name binnen huidig Oekraïns territorium na 1917 (in de periode tot en met 1921) tussen de 70.000 en 250.000 Joden werden vermoord, onder andere door het antirevolutionaire Witte Leger.
Toen de Sovjets de macht grepen begonnen Joden sleutelposities in te nemen op velerlei overheidsniveau’s. Velen van deze Joden werden getroffen door de zuiveringen van de jaren dertig tijdens de Grote Terreur (onder aanvoering van Lenin’s opvolger, Stalin). Ben Ami schrijft: “Er is geen twijfel aan dat Stalin geen Joden om zich heen wenste te hebben die ‘te sluw’, ‘te schrander’, ‘te intellectueel’ en ‘te kosmopolitisch’ waren."

Van Holocaust naar Zjdanovisme
Tijdens de Tweede Wereld oorlog kreeg de Joodse cultuur een kort respijt. Stalin kon alle verkrijgbare hulp en steun van de volkeren van de Sovjet-Unie gebruiken; ook die van de Joden. Spoedig na de oorlog nam het tij echter al snel weer een negatieve wending voor de Joodse minderheid. De Sovjet-regering veroordeelde de Holocaust als wreedheden gericht tegen Sovjet-burgers en niet specifiek tegen Joden. Onder aanvoering van Zjdanov, een naaste medewerker van Stalin, werd vanaf 1946 de bestrijding van het kosmopolitisme ingezet (ook wel bekend als het zjdanovisme). Vele schrijvers, kunstenaars en politici die niet loyaal genoeg waren aan de partijdoctrine werd het werken onmogelijk gemaakt. Feitelijk was dit zjdanovisme sterk antisemitisch van aard, daar met kosmopolitisme veelal Joods intellectualisme werd bedoeld.

De Sovjet-overheid stelde de Joodse godsdienst in veel grotere mate aan vervolging bloot dan de andere godsdiensten. Uit talrijke atheïstische brochures uit die tijd concludeert Ben Ami dat het Jodendom door het Sovjet-regime als de moeder van de grote religies, christendom en islam, werd gezien. In de atheïstische strijd kan men daarom het meest effectief zijn door de bron , het Jodendom, te bestrijden.
Deze expliciete vorm van antisemitisme krijgt zijn slotakkoord met het doctorenplot van 1952, waarin Stalin merendeels Joodse doktoren beschuldigd van een complot om Sovjetleiders uit de weg te ruimen. Showprocessen, antisemitische propaganda, verbanning naar werkkampen en executies volgen. Door zijn dood in 1953 heeft Stalin zijn vermoedelijke grootschaligere plannen niet ten uitvoer kunnen brengen.

Kip met de gouden eieren
Na Stalins dood neemt het Sovjet-antisemitisme een minder expliciete vorm aan. Het Sovjet-regime staat geniale wetenschapsmensen, vooral natuurkundigen, een maximum aan vrijheid toe, en dit geldt ook voor Joods talent.
Ben Ami schrijft: “Het Sovjet-regime jaagt het Joodse volk niet weg en roeit het niet uit. Het wil de Joodse kip die de gouden eieren legt niet slachten, enkel geestelijk steriliseren. Het volstaat ermee die kip van de rest van het land te isoleren en haar onderwijl voldoende voedsel te geven om met het leggen van deze gouden eieren voort te gaan, en haar te beletten vruchtbare omgang met haar soortgenoten te hebben opdat ze geen eieren legt waar levende kuikens uit te voorschijn zouden kunnen kruipen.” De overheid blijft het veranderen van de nationaliteit voor Joden bemoeilijken. Ben Ami: “De overheid stelt zich op het standpunt dat de geïdentificeerde geïsoleerde Jood minder kans heeft anderen te infecteren en minder schadelijk en gevaarlijk is dan een Jood die zijn naam en nationaliteit verandert. Zulke Joden, zo vreest de overheid blijkbaar, zouden in hun hart Jood blijven en er zou geen administratieve mogelijkheid zijn om hen in het oog te houden.”
De positie van de Joden in de Sovjet-Unie is niet overal dezelfde. Ben Ami constateert: “De Georgische overheid, met inbegrip van het department van godsdienstzaken, toont een mildere en meer menselijke houding jegens de Joden dan in de andere nationale republieken het geval is. De oorzaak hiervan is dat de meeste Georgische bestuursorganen onder leiding staan van Georgiërs. Deze kleine, fiere natie is er met meer succes in geslaagd om de russificering te weerstaan dan andere naties van de Sovjet-Unie. Bij de overheidsorganen in Tiflis (het tegenwoordige Tblisi, JP) was vrijwel geen enkele Rus  die een sleutelpositie innam."

Birobidzjan: utopische autonomie
In 1934 besluit het Presidium van het Centrale Comité van de Sovjet-Unie het oostelijk district Birobidzjan tot een autonoom  Joods District te verklaren, een opzienbarende episode in de positie van de Joden in de voormalige Sovjet-Unie. Feitelijk betrof het een coïncidentie van het ontbreken van specifiek Joods gebied en de kolonisatieproblemen van de Sovjet-Unie in de grensgebieden van oostelijk Siberië en China. Desalniettemin werd dit gebaar van het Centraal Comité door de Joden wereldwijd gewaardeerd als een daad van grote politieke betekenis. Met de Stalin-terreur van  1936-1938 kreeg het jonge district echter een harde klap die het nooit meer te boven zou komen.

Het Birobidzjan-district: omsloten door de rivieren de Biro en de Bidzjan, 36.000 vierkante kilometers, in het zuidelijk deel van het Sovjet-Verre Oosten. De winters zijn koud, droog en lang. De zomers heet en vochtig. Door de bodemgesteldheid zijn er uitgestrekte moerassen.
Over Ben Ami’s bezoek aan de gelijknamige hoofdstad van het Birobidzjan-district in de jaren zestig : “Ik koesterde geen illusies ten aanzien van het Autonome Joodse District. Desondanks maakte zich een eigenaardig gevoel van mij meester toen ik uit de trein stapte en buiten boven het station het grote bord zag waarop in grote Hebreeuwse letters in het Jiddisch de naam BIROBIDZJAN stond. Een ogenblik was ik in de ban van die Hebreeuwse letters en ik had het gevoel dat ik op Joodse grond stond.” Maar al snel wordt Ben Ami’s vrees bevestigd…..het is een spookstad. Roofovervallen, onzekerheid en wanhoop hebben de bevolking verdreven. Alleen de naamborden zijn achtergebleven.
Hoewel het Autonome Joodse district in de jaren zestig weinig meer voorstelt merkt Ben Ami op dat het regime de beeldvorming van gelukkige autonome Joodse heilstaat graag aan het westen etaleert.
“Het Sovjet-regime is bij machte nog steeds een paar druppels propaganda uit de uitgeperste citroen van het mislukte Birobidzjan te knijpen, hoofdzakelijk ten behoeve van de buitenwereld. Men kan een paar kinderen fotograferen die rondom een van die Jiddische naamborden staan, en er dan iets onder zetten over ‘de gelukkige Joodse kindertjes in het autonome district’. De Joden hebben het goed in de Unie, ze hebben zelfs een eigen vaderland.”

Het antisemitisme werd tijdens de Sovjet-Unie verkocht als anti-kosmopolitisme en voedde verschillende generaties ‘Sovjet-burgers’ op met een argwanende houding ten aanzien van de ‘Joodse nationaliteit’. Het antisemitisme is daarmee na 69 jaar Sovjet-regime niet zomaar verbannen uit de Russische maatschappij.

Politiek activist en historicus Yakov Etinger verwoordt het in de Volkskrant in 2000 zo:
“Opiniepeilingen van de afgelopen jaren laten zien dat niet meer dan 5 à 8 procent van de Russen in het dagelijks leven antisemitische gevoelens koestert. Maar dat is nog altijd een aanzienlijk deel van de bevolking en het percentage is veel hoger in de grote steden in het Europese deel van het land, waar de meeste Joden wonen. Wat is de reden achter dergelijke gevoelens? Ik denk dat er, naast de traditie, twee factoren van invloed zijn.
Ten eerste hebben Joodse intellectuelen een duidelijke rol gespeeld in het beginstadium van de perestrojka en de markthervorming - processen die helaas voor het gros van de bevolking tot armoede hebben geleid.
De andere factor is zelfs nog belangrijker voor de alledaagse uitingen van antisemitisme: Joden zijn oververtegenwoordigd onder de oligarchen die in talloze kernsectoren van de economie en bij joint ventures en banken de dienst uit maken. De winst die zij maakten is vele malen hoger dan de inkomsten van de gewone Rus of Russin.”

Tussen hamer en sikkel. De positie van de Joden in Rusland. (1967) – Ben Ami (pseudoniem van Arie Lova Eliav, 1921 – 2010), Uitgeverij In den Toren, Baarn, 1968.


zondag 25 juli 2010

'Ze droegen pruiken van vrouwenhaar' - Bevrijdingsfront Charles Taylor (Liberia)

Monrovia 1990 (foto: AFP)

zondag 11 juli 2010

‘Een tussen varkensworsten en kalfsschenkels predikende Macchiavelli’

Dit Duitsland moet men van harte haten, wanneer men het werkelijk liefheeft.
Friedrich Percyval Reck-Malleczewen

Het is mei 1936 wanneer Friedrich Percyval Reck-Malleczewen zijn dagboekrelaas begint. Zijn verslag is dat van een wanhopig mens; wanhopig om de noodlottige wending die Duitsland in de jaren dertig ten deel valt. Wanhopig over de toekomst van een land dat zijn verstand heeft verloren. Wanhopig om het onafwendbare inferno waarin het Duitse volk zal moeten boeten voor zijn argeloze domheid.

Deeggezicht met rozijnen
Friedrich Percyval Reck-Malleczewen; arts en intellectueel, van gegoede burgerij en uit een politiek geëngageerde familie. Met ‘Dagboek van een wanhopig mens’ (Tagebuch eines Verzweifelte, 1947) geeft Reck-Malleczewen, zo zou blijken, zijn laatste staaltje maatschappijkritiek ten beste.
Zijn dagboek is vervuld van haat tegen het opkomende nazisme en in het bijzonder tegen de kopstukken van het vermaledijde Derde Rijk. Ongeremd en met een bescheiden decorum vertrouwt Reck-Malleczewen (kortweg Reck) zijn haat aan het papier toe. Over Hitler, die hij tweemaal ontmoette: ‘een rauwkostetende Dzjengis-Khan’, ‘een vrijwel uit afval gemaakt en diep verdorven persoonlijkheid’ en ‘een gelei-achtig, verslapt, grauw deeggezicht, waarin als rozijnen twee melancholieke gitzwarte ogen priemen’. En even verderop: “Gröfaz, dat is nu zijn spotnaam. Größter Feldherr aller Zeiten. Een armzalige hystericus (lees hier Goebbels of Streicher, JP) kan de wereld wel een poosje wijsmaken dat hij de grote Alexander is. Maar dan komt de geschiedenis en rukt hem het masker van het gezicht.”
Omdat hij zo dichtbij Hitler is geweest fantaseert hij over de mogelijkheid die hij heeft gehad om Hitler om zeep te helpen: ‘Ik zou het zonder twijfel hebben gedaan, als ik ook maar enige zekerheid had gehad over de toekomstige rol van deze onverlaat en over ons jarenlange lijden.’

Ook geeft Reck een smeuïg detail prijs waarvan de herkomst niet verifieerbaar is, maar toch, het komt hem goed van pas om Hitlers zelf aangemeten heroïek te bevechten:
‘Overigens gaat er een hardnekkig gerucht over het IJzeren Kruis dat hij draagt, een gerucht dat ik slechts vermeld zonder het me in absentia rei eigen te maken. Een met de praktijk van de toenmalige verlening van onderscheidingen vertrouwd officier maakte me er onlangs op attent, dat een onderscheiding met het IJ. K. eerste klasse zonder gelijktijdige bevordering tot onderofficier eenvoudig uitgesloten was geweest, en zo was hij, de zojuist genoemde zegsman, tot de slotsom gekomen dat het hier een ‘zelf-onderscheiding’ betreft.’

Weißen Niggers
Uit de zielenroerselen in het dagboek kan worden opgemaakt dat Reck zich al vroeg bewust was van een op handen zijnde antisemitische catastrofe. Anti-Joodse uitlatingen heeft hij voor zover bekend nooit gedaan.
Bij een vluchtig verstaander zal mogelijk de indruk ontstaan dat Reck in zijn dagboek racistische uitlatingen doet door herhaaldelijk te spreken van Weißen Niggers. Een racistische inborst ligt hier echter niet aan ten grondslag. Reck’s wereldbeeld is die van een ‘biologie van de witte negers’. Voor elitaire zonderlingen als Reck was de ‘witte neger’ de verachtende verschijningsvorm van de moderne mens, de gestandaardiseerde massamens die zelf een product is van serieproductie en fabricaten. Engeland en Noord-Amerika, de Angelsaksische wereld, is volgens Reck de belangrijkste kweekvijver van deze massamens. De ‘witte neger’ terminologie is in dit opzicht te linken aan de onderwerping van de zwarte mens tijdens het kolonialisme waarbij de onderworpenen volledig afhankelijk werden gemaakt van de machthebbers; een product van de ‘Westerse beschaving’. De diepere betekenis van ‘het witte neger’-wereldbeeld en de raciale connotatie die van het woord ‘neger’ uitgaat, maakt deze uitdrukking mijns inziens niet langer hanteerbaar. Daarmee wil ik niet tornen aan de observatie die Reck hiermee wil duiden; zijn wereldbeeld van de ‘witte neger’ is met de komst van het massaconsumentisme en de digitalisering actueler dan ooit tevoren.           

Politieke pornografie?
In zijn dagboek blijkt Reck profetisch over de op handen zijnde catastrofe. Hij voorziet dat zich een periode zal aandienen van dood en verderf die zijn weerga niet kent. Bovenal is Reck ontstelt over de oeverloze domheid van zijn landgenoten die heel Europa aan het noodlot overleveren. Zo schrijft hij:

‘Als de heer Göring vandaag een van zijn jachthonden met het nodige trompetgeschal tot koning van Beieren zou laten proclameren – ik geloof dat dit volk dat gisteren nog zo angstvallig voor zijn eigen aard en zijn contrast met de Noord-Duitse termietenhoop waakte, dat het hoera zou schreeuwen en de straathond zou huldigen.’

Malleczewen zocht de haard van het nazisme niet bij het proletariaat, maar bij het kleinburgerdom (de kleine ambtenarenstand, de onderwijzersklasse, de middelmatige klerkengroep). In een raak voorwoord van Klaus Harpprecht bij het postuum uitgegeven dagboek merkt Harpprecht terecht op dat “De National Zeitung zich geroepen zal voelen het trefwoord politieke pornografie te laten vallen bij Recks dagboek.” Zijn ongebreidelde geschimp maakt je murw en doet onrecht aan de  onderliggende emotionele analyse van een verbouwereerd en gefrustreerd mens dat zich schaamt voor zijn land en geraakt is door het onrecht dat zijn naasten wordt aangedaan.      

Van de Wittelsbacherplatz naar Dachau
13 oktober 1944 schrijft Reck: “En op de dertiende, een brandend hete, mooie oktoberdag, word ik zelf gearresteerd. Beschuldiging: opruiing van het leger.” Dit omdat Reck een zogenaamd oorlogsappèl van de Burgerwacht heeft verzuimd vanwege een aanval van angina pectoris. Hij wordt snel weer vrijgelaten. Eind december wordt Reck opnieuw door de Gestapo ingerekend op basis van een zogenaamde denunziation, een op politieke gronden verordonneerde oproep tot verklikking van collaborateurs. Reck werd aangegeven op basis van een denunziation die ‘schennis van de Duitse munt’ strafbaar stelde. Reck zou denigrerend hebben opgemerkt dat de Reichsmark zo goed als waardeloos is.
Van de Gestapogevangenis aan de Wittelsbacherplatz in München wordt Reck na een bombardement in januari ’45 overgebracht naar concentratiekamp Dachau. Al snel wordt Reck ziek en wordt hij in de ziekenbarak ondergebracht. In het kamp ontmoet Reck de Nederlandse gevangene Nico Rost die in zijn boek ‘Goethe in Dachau’ onder andere verslag doet van zijn ontmoeting met Reck. Volgens Rost was vlektyfus Reck’s doodsoorzaak. Inmiddels wordt aangenomen dat hij is geëxecuteerd.     

De vertaling van Dolf Koning eindigt met een halve lege bladzijde. Het verslaglegging stopt abrupt en de lezer rest niet anders dan de achterblijvende leegte van een wanhopig mens.

Dagboek van een wanhopig mens - Friedrich Percyval Reck-Malleczewen – Uitgeverij In den Toren (vertaling Dolf Koning)

dinsdag 29 juni 2010

Onderzeebootloods biedt droogdokkunst














Heijplaat, een wijk in de Rotterdamse deelgemeente Charlois, is het decor van een nieuwe expositieruimte in de voormalige onderzeebootloods. De ruimte laat zich kenschetsen door zijn hoge vensters die pottenkijkers moest weren. De eerste expositie in de voormalig militaire productieloods is gewijd aan de ruimtevullende stukken van Atelier van Lieshout. Naast de bekende 'Van Lieshout'-gimmicks laat de tentoonstelling een 'huiveringwekkende' opstelling zien rond het door de kunsten strak omarmde thema 'Cradle to Cradle'. Uiteraard chargeert Van Lieshout en creëert hij een schrikbeeld waarin de 'Cradle to Cradle' filosofie tot in extremen zijn weerslag vindt. Versneden lichamen worden verpulverd tot nieuwe halffabricaten. De opstelling 'The Technocrat' vormt een circuit van voedsel, alcohol, uitwerpselen en energie. Fascinerend en luguber tot op zekere hoogte; vervelen deden de bij elkaar geraapte talloze silo's, mixers, pompen en troggen mij des te meer. Voor wie al bekend is met het 'Van Lieshout'-procédé is het niet de kunst die tot een bezoekje aan Heijplaat doet bewegen maar meer het nieuw ontgonnen gebied.
De Onderzeebootloods is een krachtig initiatief om de fascinerende ruwbouw van het Rotterdamse havengebied te ontsluiten voor de Brogues-dragende stedeling. Bij sterke windkracht en regenweer slaat de havenmelancholie er keihard in.





dinsdag 15 juni 2010

Territoriale onmacht: op zoek naar Andrej en Natasja

Druilerig Sint Petersburg. De grauwheid van de buitenwijken tegen de achtergrond van donkere dreigende wolken slaat op mijn gemoed. Ik begeef mij met mijn Petersburgse vriendin, Maria, naar het Moskou-treinstation. Wanneer we onze wagon hebben gevonden, vertrouwt de wagonverzorger, de zogenaamde provodnik, ons nog een smerige opmerking toe, daarin refererend aan het grote leeftijdverschil tussen mij en mijn reisgenote. Het einde van het grapje versta ik niet; ‘I better don’t translate this’, lacht Maria. Met een bulderlach wuift de provodnik ons naar binnen, daarbij zijn tot zwarte kiezelstenen verworden tanden fier ontblotend. Klokslag vijf uur zet de RZjD-trein (Russische spoorwegen) zich in beweging.

Ik neem de woorden van journalist en treinadept Henk Hofland ter harte en beeld mij in dat de komende veertig uur de vierpersoons couchette onze privébioscoop zal zijn. De ramen dienstdoend als een filmdoek waarop geen kaskraker zal worden vertoond maar wel een waarin gespeeld wordt met tijd en ruimte. De reis voert ons naar Nizjni Tagil, gelegen in de provincie Sverdlovsk: twee tijdzones verderop en markeerpunt van de grens tussen Europa en Azië. Jekaterinenburg (1) is de hoofdstad van Sverdlovsk en is daarmee het centrum van een industriële levensader die diverse grote industriële steden met elkaar verbind in een lijn parallel aan het Oeral middelgebergte.

Grote roze knuffel
Tijdens de reis doen we ons tegoed aan vette worst, wrange wijn, gekookte eieren en koude sasiski (Russiche worstjes). Onderweg willen verschillende reizigers met de lange Europeaan kennismaken, een curiositeit aan boord. Zo ontmoet ik Ivan uit Moermansk. Hij heeft er al twintig uur op zitten wanneer ik hem kort na ons vertrek uit Sint Petersburg spreek. Ivan is 27 jaar en bestuurder van een Caterpillar in een mijn. Hij is op weg naar zijn vrouw en kinderen die in Kirov wonen (vijfentwintig uur van Sint Petersburg). Vandaar die levensgrote roze knuffel die ik al in zijn coupé had opgemerkt. Enkele keren per jaar maakt hij deze reis om maximaal een weekje bij zijn vrouw en kinderen te kunnen zijn die in het schoonouderlijk appartement wonen. Hij spaart om een eigen huis te kunnen bekostigen in Moermansk zodat zijn gezin kan overkomen. Hij twijfelt nog: “het leven in Moermansk is hard. De lange donkere winters maken je neerslachtig”. Wanneer de trein stopt op het station van Kirov hang ik uit het raampje en zwaai naar hem. Uit de drukte op het perron maakt zich opeens een blondine op tien centimeter hoge pumps los, twee kindertjes met haar mee torsend. Geëmotioneerd vleien vrouw en kinderen zich tegen Ivans gespierde torso. Het is een ontroerend plaatje en ik bedenk me dat Ivan volgende week weer afscheid zal moeten nemen op ditzelfde perron.

Behandel onze meisjes met respect
De trein zet zich na Kirov in beweging voor de laatste etappe van circa vijftien uur. Eindeloze bossen en armzalige dorpjes tekenen zich af op het filmdoek. Bergen afval worden overal in de natuur gedumpt. Het land is simpelweg niet opgewassen tegen zijn eigen omvang. De uitgestrektheid van negen tijdzones en de ontvolking van het platteland maken investeringen in de lokale infrastructuur volstrekt onrendabel. Het leven op het platteland is zwaar. Nauwelijks werk, povere nutsvoorzieningen en corrupte ordehandhavers.
Bij het ochtendgloren doemen de eerste schoorstenen op van Nizjni Tagil. Nizjni Tagil is een centrum van zware ijzer- en staalindustrie, steenkoolwinning en productiefaciliteiten voor chemicaliën en kunststoffen. Nizhny Tagil is met name sterk gegroeid tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen veel zware industrie op bevel van Stalin werd verplaatst om zo niet ten prooi te vallen aan de Duitse agressor.
De opdringerige oude vrouwtjes met etenswaren omzeilend, loop ik met Maria het perron af op zoek naar het ‘hotel’. Maria heeft het betreffende adresje van een vriendin. Na een slopende wandeling, lijdend onder onze zware bagage, bereiken we een sober gebouw. Het hotelletje, dat niet als zodanig herkenbaar is, maakt een propere en naar onze normen kitscherige indruk. De dienstdoende receptioniste bekijkt mij achterdochtig van kop tot teen. Op de kamerdeur hangt een huishoudelijke mededeling: ‘Behandel onze meisjes met respect. Nodig ze niet uit om mee te eten en biedt ze geen drank aan. Onze meisjes zijn getrouwd en hechten veel waarden aan hun gezin. Gelieve dit te respecteren. Dank u.’ Verder valt het mij op dat de prijzen per uur worden vermeld. Wanneer ik door de receptioniste een doorgekrakt bed krijg toegewezen davert Maria van het lachen: ‘Can you imagine how this happened?’. Het wordt mij allemaal nog duidelijker wanneer ik een plompe hotelgast, mij geen blik waardig gunnend, op de trap tegenkom met een slanke jonge vrouwelijke metgezel.

Zandbak vol hondenkeutels
Chroesjtsjovka in Nizjni Tagil.
Op ontdekking door de stad treft mij al snel de toestand waarin de stad verkeert. De straten zijn kapotgevroren en parken en pleintjes zien er haveloos uit. De stad is bezaaid met zogenaamde Chroesjtsjovka’s. Deze woonflats, geïntroduceerd door Chroesjtsjov in de jaren zestig van de vorige eeuw, zijn prefab plaatconstructies die oorspronkelijk waren bedoeld als tijdelijke oplossing voor de heersende woningnood. Dat deze vochtige verweerde gebouwen nog gemeengoed zijn in de hele voormalige Sovjetunie zegt meer over de scheve welvaartsverdeling dan over de vermeende degelijkheid van deze blokkendozen.
Struinend langs het meer van Nizjni Tagil stuiten we op een soort permanent kermispark, gedomineerd door biertenten. Op een afgebladderd bankje, bij een zandbak vol hondenkeutels, geeft een moeder met een grote fles Baltika-bier in de hand haar kleine dochtertje een paar rake tikken. Zelfvoldaan zwalkt moeder terug naar het bankje tegenover mij om zich weer gezapig te verpozen aan het zwakke zonnetje. Maria wijst mij op het reuzenrad dat vermoedelijk al uren lang zonder enige klandizie zijn rondjes maakt. Voor het uitzicht besluiten we het erop te wagen. Een vriendelijke corpulente dame van middelbare leeftijd schrikt op uit haar winterslaap als wij ons aandienen voor een ritje. ‘Idioten’ zie ik haar denken. Na betaling lijkt ze zich niet meer om ons te bekommeren en dirigeert ze ons met een slap handgebaar naar het opstappunt. Al draaiende stappen we in een gondel. Het sluitmechanisme zit vastgeroest en naarmate onze gondel bij het stijgen verder om zijn scharnierpunt kraakt krijg ik het benauwder. Ik verbied Maria het draaimechaniek te hanteren waarmee je de gondel om zijn as kan laten draaien. Om mij te pesten probeert Maria het toch; opgelucht haal ik adem: ook vastgeroest.

Melchior de Hondecoeter
Na dit vertier vervolgen wij onze wandeling en begeven ons op mijn aandringen richting het museum voor de regionale geschiedenis in de hoop iets meer te weten te komen over de industriële bloeitijd van de streek. Mijn indruk van het regionale museum is tragikomisch. De man achter de balie, in ‘Toomy Hillfiger broek’, schrikt op uit de Russische evenknie van Privé. Hij vraagt wat we komen doen. We verassen hem zichtbaar wanneer we aangeven graag een kijkje te willen nemen in het museum. Hij excuseert zich voor een moment. Na enkele minuten komt een tiental oudere dames uit het achterliggende vertrek om in alle museumzalen gehaast het licht aan te doen, de gordijnen te openen en hun positie als suppoost in te nemen. Blijkbaar weten niet veel bezoekers de weg naar deze gastvrijheid te vinden. Voor de collectie hoef je het dan ook niet te doen. Uit respect voor de dames probeer ik de collectie niet te vluchtig tot mij te nemen. Mijn verbazing wordt gewekt door een schilderij van niemand minder dan Melchior de Hondecoeter, schilder van dierlijke taferelen (een genre dat mij maar niet weet te boeien). Dat mijn eerste kennismaking met De Hondecoeters werk nota bene in Nizjni Tagil moet zijn. Ik ga die man niet meer vergeten.

De onmacht van het proletariaat
Met men reisgezel vervolg ik mijn weg naar de rand van de stad waar de zware industrie huishoudt. Dit is waar Tagil zijn ontstaansrecht aan heeft ontleend. Maar enkel welvaart brengen de bruine molochen aan de horizon al lang niet meer. De stad telt nog altijd een bovengemiddeld aantal kankerpatiënten. Ondanks veel investeringen van de nationale en lokale overheid in een beter leefmilieu is de vervuiling en slechte luchtkwaliteit nog altijd een grote bedreiging voor de volksgezondheid. De grote hoogovens van NTMK (NizjneTagilski Metalloergitsjeski Kombinat) boezemen ontzag in. In Tagil worden tanks, spoorrails en treinwagons geproduceerd. De smeltinstallaties bieden een desolaat aanzicht. Straathonden verliezen ons geen moment uit het oog. Het gekreun van hijskranen en de over de kasseien rammelden opleggers verraden enige bedrijvigheid. Het roet uit de schoorstenen zet zich af op de trottoirs. Volgens hoogleraar Oost-Europese geschiedenis Karl Schlögel daalt uit de schoorstenen van de Oeral jaar na jaar 870 miljoen ton roet op de omgeving neer (Städte lesen, 2008, uitgeverij Carl Hanser).
Het geld wordt hier met eerlijk en hard werken verdiend en spijtig genoeg in het verre gecorrumpeerde Moskou oneerlijk onder de bevolking verdeeld. Economisch gezien ligt het weliswaar gecompliceerder, maar de praktijk biedt geen ruimte voor breedsprakige ondoorgrondbare ambtelijke verklaringen: de waarheid ligt hier op straat.

Huwelijksrite in Nizjni Tagil.
Aan het meer van Nizjni Tagil stuiten we op een hekwerk met hangsloten waarop liefdesverklaringen zijn vereeuwigd. Het is een traditie in Rusland om het huwelijk te bezegelen met een beschreven hangslot en de sleutels vervolgens weg te gooien zodat niemand het huwelijk nog kan verbreken. Dwalend met mijn blik over het kabbelende water bedenk ik dat Andrej en Natasja hier nog maar vorige week hun geluk bezegelden, op de toekomst. 

(1) Tussen 1926 en 1991 droeg Jekaterinenburg de Sovjetnaam ‘Sverdlovsk’. Jakov Sverdlov was een Bolsjewieken-leider (communistenleider) die opdracht gaf om tsaar Nicolaas II te executeren in Jekaterinenburg. Vanaf 1991 is de oude naam Jekaterinenburg weer in ere hersteld. Op het spoorwegnet wordt echter nog de naam Sverdlovsk gebruikt.

Treinstation van Nizjni Tagil met op de achtergrond de hoogovens 
van NTMK.



Nizjni Tagil vanaf de oever van de Tagil rivier.
Uitzicht op Nizjni Tagil vanaf de Lisjoeberg.



vrijdag 4 juni 2010

Onze-Lieve-Vrouw van Kazan geeft vleugels

Een niet te weerleggen fabel of een geschiedkundige curiositeit?  Hoe dan ook, Stalins beroep op de Russische orthodoxi tijdens de Tweede Wereldoorlog is een wapenfeit.  De oprukkende Duitse troepen moeten Stalin tot wanhoop hebben gedreven om priesters zelfs terug te halen uit de kampen. De vlucht van de Onze-Lieve-Vrouw van Kazan, waar gebeurd of niet, is aansprekende symboliek voor de  eerste tekenen van een noodgedwongen erosie van de ideologische en tirannistische doctrine.

Sinds de Oktoberrevolutie van 1917 kreeg de kerk het zwaar te verduren. Geestelijken werden massaal vervolgd en de kerken werden voor de meest denigrerende doeleinden aangewend; van antireligie musea tot aardappelopslag of paardenstal. Rusland heeft er veel prachtige kerken aan verloren.

Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog leek Stalin zich te beseffen dat de kerk zou kunnen bijdragen aan de eensgezindheid van het Russische volk in de strijd tegen de Fritzen1. Vanaf 1943 beleefde de kerk onder het communisme een opleving totdat de antireligieuze sentimenten onder aanvoering van Chroesjtsjov opnieuw opleefden.

Hoewel door historici met sceptisch bejegend, zou volgens de overlevering Stalin opdracht hebben gegeven om kort voor de slag om Moskou (najaar 1941) zes rondjes rond de stad te vliegen met een icoon van de hoogste religiositeit in de Russisch orthodoxe kerk; de icoon van de Onze-Lieve-Vrouw van Kazan. Hypocrisie door wanhoop gedreven.

1 Russische variant op het woord ‘mof’.

zaterdag 29 mei 2010

Gesteggel om nazi-goud

“Ondanks het gebrek aan politiek gezag, kunnen Den Haag en DNB toch met een zekere tevredenheid terugkijken op de goudlobby.” Dit stelt Corry van Renselaar in Partij in de marge. Oorlog, goud en De Nederlandsche Bank (2005). Zij onderzocht hoe Nederland manoeuvreerde om 146 duizend kilo goud terug te krijgen, dat de Duitsers tijdens de Tweede Wereldoorlog hier roofden. Daarvan gaven ze maar 77 duizend kilo terug.

Van Renselaar spreekt van een “blinkend resultaat”, terwijl nog niet de helft van het geroofde goud naar Nederland is teruggekeerd. Bovendien verwijt Van Renselaar Den Haag “een gebrekkig oog voor de politieke realiteit.” De Nederlandse overheid maakte fouten in de naoorlogse onderhandelingen over de teruggave van het goud. De Verenigde Staten, Engeland en Frankrijk organiseerden de restitutie. De Nederlandse regering had nauwelijks inspraak en de geallieerden maakten afspraken buiten Nederland om.

Toch oordeelt Van Renselaar dat de Nederlandse overheid en DNB tevreden kunnen zijn. “De schade die Nederlandse burgers tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben opgelopen door vorderingen en roof bedraagt 1,8 miljard euro. Daarvan heeft Duitsland nog geen 4% vergoed. Naar verhouding hebben de inspanningen om het geroofde monetaire goud terug te krijgen, veel meer opgeleverd”.

Spoed
De Nederlandsche Bank maakt zich eind jaren dertig grote zorgen over de Nederlandse goudvoorraad. “Onze nationale reserve zou Berlijn dolgraag inpikken” leest Van Renselaar in het dagboek van de zakenman Heldring die dan commissaris is bij DNB. Nederland is alert en in de maanden na de ‘Anschluss’ van Oostenrijk verscheept DNB met grote spoed zijn goud. Op de dag van de Nederlandse capitulatie ligt meer dan 80% al in het buitenland.

Stommiteit
Ondanks dat de overheid een groot deel van het monetaire goud in veiligheid bracht, bemachtigde de bezetter maar liefst 146 ton Nederlands goud. “Het goud dat lag opgeslagen in Amsterdam was vóór de Duitse inval van 10 mei 1940 helemaal ondergebracht in het buitenland.” Met het Rotterdamse goud ging het mis. “Een loodsboot met 11 ton aan boord liep op een mijn en zonk in de Nieuwe Waterweg. Honderd ton bleef in de Rotterdamse kluizen achter”, meldt Van Renselaar. Door een stommiteit van het kabinet kwam nog eens 35 ton Nederlands goud in Duitse handen. “Enkele dagen voor de oorlog besloot het kabinet goud te vorderen van Nederlandse burgers zodat DNB zijn goudvoorraad kon aanvullen. Terugdraaien van deze maatregel was onmogelijk na de capitulatie.” Zo werd de Duitse schatkist extra gespekt.

Grote ‘pool’
In 1946 richtten de Verenigde Staten, Engeland en Frankrijk een instantie op om de gedupeerde landen hun gestolen goud terug te geven. Deze Tripartiete Commissie voor de teruggave van het monetaire Goud (TGC) besloot het goud dat in Duitsland was teruggevonden in één grote ‘pool’ te storten. De Nederlandse overheid stemde in met de afhandeling door de TGC. Nederland diende bij de TGC een claim in van 146 duizend kilogram monetair goud.

Ideale huisbankier
Zwitserland speelde een dubieuze rol in het goudspel. Zwitserland was “de ideale huisbankier van nazi-Duitsland.” De Duitsers verkochten veel van het geroofde goud in ruil voor Zwitserse franken. "Zo kwam ruim driekwart van het geroofde Nederlandse goud daar terecht”, licht Van Renselaar toe. Zonder medeweten van Nederland koopt Zwitserland in 1946 alle aanspraken van andere landen op zijn goud af door eenmalig 52 ton goud af te dragen aan de TGC. Van Renselaar veronderstelt dat de Zwitsers doelbewust verzwegen dat zij veel meer geroofd goud bezaten dan zij in 1946 met de TGC overeenkwamen.

Gezichtsverlies
De Nederlandse regering raakt in 1958 in conflict met de TGC. De 35 ton goud die de overheid vlak voor de oorlog van de burgers vorderde beschouwde de TGC niet als monetair goud. De TGC redeneerde dat DNB het goud destijds innam als agent van de Duitse bezetter. “Om geen gezichtsverlies te lijden heeft de Nederlandse overheid niet aan de TGC gemeld dat de vordering door de Nederlandse overheid zelf was voorbereid”, onderstreept Van Renselaar.
“Bovendien verloor de regering grip op de goudlobby nadat ze zich aansloot bij de TGC.” Het Nederlands belang was ondergeschikt aan strategische overwegingen van de TGC in de kilste jaren van de koude oorlog.

700 miljoen
“Nederland heeft een evenredig deel uit de pool ontvangen. Ondanks een lesje politieke nederigheid komt Nederland dus niet als een verliezer uit de strijd”, constateert Van Renselaar. “Bijna de helft van het geroofde goud ligt weer achter de kluisdeuren van DNB.” Het kabinet Kok maakt in 2000 een einde aan de twist om het goud. Zij trekt de resterende claim ter waarde van 700 miljoen euro in. Hiermee komt voor Nederland een einde aan een decennia lange ruzie over het nazi-goud.


Partij in de marge. Oorlog, goud en De Nederlandsche Bank (2005)
Corry van Renselaar
Uitgeverij Boom

maandag 24 mei 2010

Rusland: de tragedie van een schoonheid

Rusland wordt vaak vergeleken met een onbereikbare bruid. “Wat een favoriet onderwerp was van debat en poëtische fantasie in het begin van de twintigste eeuw, verwordt tot een heilig huisje dat met veel plezier omver wordt geschopt door een serie hedendaagse Russische auteurs. De metafoor ‘Rusland als bruid’ krijgt een spottend en seksueel karakter.” Dit concludeert Ellen Rutten in haar proefschrift.

Rutten bestudeerde literatuur uit verschillende Russische tijdperken. De metafoor van ‘de bruid Rusland’ was tussen 1900 en de jaren ’20 de inzet van talloze gedichten, romans en filosofische debatten. Het voortborduren op ‘moedertje Rusland en vadertje Staat’ komt op halverwege de negentiende eeuw. De intellectuele klasse voelt zich steeds meer vervreemden van de Russische staat en het Russische volk. Het beeld van Rusland als onbereikbare bruid komt begin 1900 tot wasdom. Kunstenaars, schrijvers en denkers, de intelligentsia, voeren Rusland op als bruid die gevangen wordt gehouden door de Russische Staat, de tsaar. De intelligentsia voelde zich de “ware minnaar” van de bruid.

Veel Russische intellectuelen uit deze tijd “presenteren Rusland als een schone slaapster, de staat als de boze tovenaar en de intelligentsia als haar uitverkoren bevrijder”. Berdjaev verwijt het Russische volk in 1914: “Het volk stelt zich altijd op als een bruid, het voelt zich een vrouw ten opzichte van de kolos van de staat”.

Rutten constateert dat in de hedendaagse Russische literatuur het beeld van ‘de bruid Rusland’ onderwerp is van spot. Rutten: “De bruid Rusland is nu veranderd van een beeld met politieke zeggingskracht in een mikpunt van parodie waarbij seksualiteit een belangrijke rol speelt”. Zo neemt de Russische schandaalschrijver Vladimir Sorokin het beeld van Rusland als bruid van de intelligentsia meedogenloos op de hak. Zijn heldin Marina beleeft een enorme vrijpartij met een hoge ambtenaar van de communistische partij. Dit veroorzaakt een ommezwaai in haar leven. Het orgasme dat de functionaris haar bezorgt verandert haar van een losbandig sekspartner in een naamloze Sovjetarbeider. Rutten signaleert hierin een tendens. “De ‘onbereikbare bruid Rusland’ van begin twintigste eeuw is begin eenentwintigste eeuw veranderd in een concreet lichaam dat fysiek wordt gepenetreerd in plaats van figuurlijk gehuwd”.

De voorstelling van Rusland als onbereikbare bruid verdwijnt tijdelijk uit de schijnwerpers gedurende het Sovjettijdperk (1917-1990). Volgens Rutten is dit begrijpelijk: “Het beeld van de bruid verzwakt omdat ieder kritisch geluid in de Sovjetunie taboe was”. Toch overleefde de bruid het Communistische tijdperk. Ze werd eenvoudig omgezet naar Sovjetcontext. Zo stelt de invloedrijke criticaster Andrej Platonov Moskou voor als een jonge vrouw die wordt bemind door de Sovjet-elite. De tegenstelling tussen staat en intellectuele elite wordt niet meer genoemd.

Om eigen land als vrouw voor te stellen is niet nieuw. “Uniek voor Rusland is de voorstelling van de verhoudingen tussen Rusland, de machthebber en de intellectuelen als een liefdesprobleem tussen één vrouwelijk en twee mannelijke beelden”, stelt Rutten. “De voorstelling van deze klassieke driehoeksverhouding als een liefdestragedie is een centraal onderdeel geworden van de moderne Russische intellectuele cultuur”.