vrijdag 16 september 2011

Grootvervuiler Norilsk: sinds 1935

Dat de Russen het met het milieu niet zo nauw nemen is geen geheim. Ecologische rampen zijn onlosmakelijk met Rusland verbonden: olielekkage, grootschalige bosbranden door uitdrogende veengebieden, lekkende nucleaire scheepswrakken en de enorme uitstoot van vervuilende stoffen. Hoewel de Russen de milieuproblematiek bagatelliseren en van een rigoureuze aanpak van de vervuiling niet willen weten, is het vanuit westers perspectief ook wel makkelijk oordelen over een land waar de industrialisatiepolitiek tot in extremen is doorgevoerd tijdens de periode van de Sovjet-Unie. De economie van het land draait daardoor nog steeds met name op de zware industrie. Fabrieken zijn echter veelal verouderd. Met begrippen als ‘grootschalig onderhoud’ en ‘milieubesparende maatregelen’ maken milieuorganisaties bij lokale autoriteiten geen goede sier. Bovendien is de corruptie vaak sterker dan een schoon geweten.
Het statistisch bureau van de Russische Federatie, Rosstat, presenteerde dit jaar een lijst van de 56 meest vervuilende Russische steden (bron: nieuwsagentschap Ria Novosti). De top 5 (o.b.v. uitstoot vervuilende stoffen in kiloton per jaar):

Norilsk                     1924 kiloton
Cherepovets          333,3 kiloton
Novokuznetsk       301,1 kiloton
Lipetsk                     299,1 kiloton
Magnitogorsk        231,9 kiloton

Koploper Norilsk is de noordelijkste stad in Siberië en huisvest mijnbouwbedrijf Norilsk Nikkel, dat in 1935 met dwangarbeiders uit de goelagkampen werd opgebouwd. Oorspronkelijk concentreerde het bedrijf zich op de winning van nikkel, maar inmiddels is het bedrijf ook groot in de winning van palladium, kobalt en koper. Volgens een uit 2007 daterende ranglijst van het Amerikaanse Blacksmith Institute  behoort Norilsk tot de tien meest vervuilde steden in de wereld. Circa 16% van de sterfgevallen onder kinderen wordt veroorzaakt door ziektes aan de luchtwegen. Ook het Russische Dzerzjinsk (nabij Moskou), waar vroeger chemische wapens werden geproduceerd, staat in de top tien van het Blacksmith. De gemiddelde leeftijdsverwachting in Dzerzjinsk is schrikbarend: mannen 42, vrouwen 47. Dit soort cijfers laat zien dat de grootschalige vervuiling in Rusland zijn tol eist. Geen oligarch die daar wakker van lijkt te liggen, ook grootaandeelhouder Vladimir Potanin van Norilsk Nikkel niet. Zo zullen de schoorstenen in Norilsk, aan het oog van de wereld onttrokken in het afgelegen Siberië, voorlopig trouw blijven walmen.


Ligging Norilsk (Google maps)




Fabriek van Norilsk Nikkel, gebouwd in 1935 door dwangarbeiders.



donderdag 1 september 2011

Rusland boven de poolcirkel...

Foto: Jerzy Plenzdorf

zondag 7 augustus 2011

Graafwielbaggers van dichtbij

Op 80 km ten zuidoosten van Moskou ligt de industriestad Voskresenk (Воскресенск). Mike Seryakov, Moskoviet en reisfanaat, fotografeerde daar de monstrueuze graafwielbaggers die nog stammen uit de Sovjettijd.

Graafwielbagger


Rustplek aan boord van de graafwielbagger


Bestuurderscabine van de graafwielbagger



Slaapplek aan boord van de graafwielbagger

Voor een uitgebreide rapportage, bekijk de hele serie van  Mike Seryakov op http://mikeseryakov.livejournal.com/22111.html

woensdag 13 juli 2011

Bruinkool, embleem van het Oosten

In het Duitse Eschweiler (district Aken) ligt de bruinkoolcentrale Weisweiler, oftewel op z’n Duits Kraftwerk Weisweiler. De centrale verbrand per jaar circa 20 miljoen ton bruinkool. De bruinkool wordt gewonnen in de nabij gelegen bruinkoolmijn Inden. In een onderzoek van het Wereld Natuur Fonds uit 2005 staat de centrale Weisweiler op de zesde plek van een ranglijst van de 30 van de meest vervuilende energiecentrales van Europa. Jerzy Plenzdorf trok naar Eschweiler om het getormenteerde maar indrukwekkende landschap van de bruinkoolwinning vast te leggen op een grauwe regenachtige dag. Zo’n dag waarbij de bruinkoolwinning goed gedijt.

Bruinkool was in de voormalige Sovjetunie het smeermiddel van de industrialisatie. De kolossale diepbruine mijnbouwcomplexen, waarnaar je in veel voormalige Oostbloklanden niet lang hoeft te zoeken,  zijn emblematisch voor een systeem dat achteraf een economische en ecologische farce is gebleken.

Bruinkoolwinning bij Eschweiler (foto's Jerzy Plenzdorf)




Controverse rond bruinkool in een notendop
Bruinkool is een omstreden energiebron. Door het hoge zwavelgehalte draagt bruinkool bij aan zure regen. Moderne centrales zijn steeds beter in staat de zwaveluitstoot af te filteren. Bruinkool heeft een lage verbrandingswaarde (lager dan bijvoorbeeld steenkool) waardoor relatief veel bruinkool moet worden verbrand om genoeg energie op te wekken. Daarbij leidt de winning van bruinkool tot landschapsvervuiling. In tegenstelling tot steenkool ligt bruinkool vaak dicht aan de oppervlakte waardoor de winning goedkoper is omdat de delving niet via schachten hoeft plaats te vinden.

Grondafgravingsmachine
op postzegel uit DDR
Behalve in Zuid-Limburg, zit in Nederland nauwelijks bruinkool in de grond. Des te meer bij onze oosterburen. Tot 1989 was de voormalige DDR zelfs de grootste bruinkooldelver ter wereld.
Dat de rol van bruinkool nog lang niet is uitgespeeld moge blijken uit een relatieve blik op de energievoorraden. Na de moeizaam invangbare zonne-energie zijn kolen (bij de huidige technologische tussenstand) de tweede omvangrijkste energiebron op aarde. Daarmee speelt de kolenmarkt een economische rol die zwaar tegenwicht biedt aan de wereldwijde milieulobby. Waarvan getuige alleen al dit bericht.

zaterdag 2 juli 2011

Das AK-47 „Kalaschnikow“: Ein tödlicher Klassiker

AK-47 Schnellfeuergewehr

Avtomat Kalashnikova 47, ofwel de AK-47. De '47' staat voor het jaar 1947, het jaar waarin de vinding van Michail Kalasjnikov (1919, Kurija, Rusland) in productie werd genomen door het Russische leger. Volgens een rapport van Oxford University zijn er circa 100 miljoen wapens in omloop die tot de Kalasjnikov-familie kunnen worden gerekend. Het geheim achter het succes? De eenvoud. Een kind is in staat het geweer te assembleren. Waar menig oververhitte geweerloop krom trekt als deze wordt afgekoeld met water, de Avtomat Kalasjnikov 47 geeft geen krimp. Wapendeskundige Ko Colijn van Instituut Clingendael ziet de AK-47 als een equivalent van de pizza: iedereen kan hem bakken en hij wordt overal verkocht. Het is allang niet meer de mysterieuze uitvinding van achter het IJzeren Gordijn. De AK-47 is alomtegenwoordig, heeft meer doden dan de atoombom op zijn geweten (om een omstreden vergelijking te noemen) en, de markt voor de AK-47 is nog steeds goed.
Het Radio 1-programme OVT bracht recentelijk een tweedelige radiodocumentaire over de AK-47. Op de achtergrond is het geluid van een ideëel reclamefilmpje van Oxfam Duitsland te horen (een parodie op Tel Sell), begeleid d00r het aanstekelijke nummer ‘Kalasjnikov’ van Goran Bregović uit Bosnië en Herzegovina.



woensdag 22 juni 2011

Voetviolist Carl Unthan

Carl Herman Unthan (1848-1929) werd geboren zonder armen. Op zijn zestiende studeerde hij af aan het conservatorium. Hij ontwikkelde zich tot een begenadigd violist, waarbij hij de viool met zijn voeten bespeelde. Unthan toerde met zijn opzienbarende optredens door Europa, Noord- en Zuid-Amerika.

Tijdens zijn debuut voor de grote zaal brak een snaar van zijn viool. Voor een volle zaal verwijderde hij met zijn voeten de oude snaar en spande hij een nieuwe snaar waarna hij zijn spel hervatte. Ook was hij een secuur voetschutter, getuige een andere bezigheid van Unthan: het schieten op speelkaarten.

In 1925 publiceert Unthan een autobiografie getiteld Das pediscript (in plaats van manuscript omdat hij het boek geheel met zijn voeten typte). Dit boek werd in 1936 postuum uitgegeven.

Wie mij kan helpen aan een exemplaar van Das pediscript, mail Jerzy (jerzy@palinkavleeschhoek.com).

Details: boek is in 1936 uitgegeven in het Engels onder de titel:  The armless fiddler, a pediscript. Being the life story of a vaudeville man.

maandag 13 juni 2011

Gelukkig is er Silvio! Het vrouwbeeld van Il Cavaliere.




















Hij was zanger op een cruiseschip, hij is cum laude afgestudeerd in rechten, componeerde Napolitaanse liefdesliedjes en schreef boeken. De Italiaanse minister-president en mediamagnaat Silvio Berlusconi, ook wel Il Cavalieri  (vert. de ridder), staat vandaag de dag echter vooral te boek als de man van de zogenaamde ‘Bunga Bungas’, de orgiefeesten die de miljardair (geschat vermogen 9 miljard dollar) organiseert op zijn buitenhuis ‘Villa San Martino’ in Arcore, even buiten Milaan. Berlusconi’s escapades met vrouwelijk schoon roepen in Italië veel weerstand op. Het vrouwbeeld dat Berlusconi’s media-imperium uitdraagt spreekt tot de verbeelding. Journalist Ariel Levy maakte begin deze maand in het Amerikaanse tijdschrift de New Yorker een scherpe analyse maar bovenal een verbluffende inventarisatie van het Italiaanse vrouwbeeld.

Borsten In één van Berlusconi’s campagnefilmpjes uit 2008 zien we een blonde vrouw naast een berg fruit zingen ‘Er is een grote droom die in ons allen leeft’, waarna een groep vrouwen in koor zingt ‘Meno male che Silvio c'è’ (vert. ‘Gelukkig is er Silvio’). Het filmpje gaat verder met een moeder met jonge kinderen op de jeugdafdeling van een ziekenhuis, een brunette in een schoonhuidsalon in een hemdje dat nauwelijks haar borsten bedekt en eindigt met een zweminstructeur die voor een zwembad  vol vrouwen zingt: ‘Zeg het met kracht: Presidente, wij staan aan jouw zijde!’

Behalve een analyse van Berlusconi’s privéleven, dat onlosmakelijk verkleeft is met zijn politieke ambt, geeft Levy enkele (on)smakelijke voorbeelden van ‘de vrouw gereduceerd tot lustobject’. Zoals alleen de Italianen dat kunnen.


Vleeshaak Zo noemt Levy als voorbeeld het populaire tv-programma Colpo Grosso van de eind 80 begin 90’er jaren. Deelnemers moesten strippen wanneer ze een antwoord fout hadden. In deze show draafden ook telkens de Cin Cin vrouwen op: notoire slechte dansers in minimale outfits die niet konden zingen.
Een actueel succesnummer is het programma Buona Domenica, waarin jonge vrouwen in strakke jurkjes in een glazen douchecabine moeten gaan staan en zich voor het publiek kletsnat moeten laten sproeien.
In de meeste afleveringen van het programma Libero wordt een vrouw onder een perspex tafel opgesloten ‘als een soort gekooid dier’, aldus Levy.
Het ontspoorde beeld van de vrouw gereduceerd tot ‘genotmiddel’ kan niet treffender worden geïllustreerd via de show Scherzi a Parte. Een vrouw hangt in haar onderbroek aan een vleeshaak tussen honderden hammen. Een man in slagersoutfit keurt het vlees en zet een ‘te verkopen voor’-stempel op haar billen: ‘lekker gerookt, lekker rosé en zonder vetrandjes’, lijkt de keurslager te willen zeggen.

Minderjarig Silvio staat op het moment terecht in het Ruby-gate proces, waarin Il Cavalieri onder andere wordt beschuldigd voor het ‘aanzetten tot minderjarige prostitutie’. Centraal staat het toen nog minderjarige Marokkaanse meisje Ruby (haar bijnaam) die Berlusconi’s Bunga Bungas zou hebben bijgewoond. Ruby-gate staat niet op zichzelf. Voor feminien Italië zal de uitslag van dit proces veelzeggend zijn in een tijd waarin steeds meer vrouwen het stereotype van de schaamteloze onteigening en exploitatie van het vrouwelijke lichaam zat zijn.

Meno male che Silvio c'è (Gelukkig is er Silvio)


‘Cin cin’ vrouwen uit het televisieprogramma ‘Golpo Grosso’, eind 80 begin 90’er jaren.


Douchscène uit televisieprogramma ‘Buona Domenica’.


Documentaire ‘Il corpo delle donne’ (vert. Het lichaam van de vrouw), 25 min. Vanaf min. 22.30 is in deze documentaire een fragment te zien uit de TV-show ‘Scherzi a Parte’ waarin een vrouw aan een vleeshaak tussen de hammen hangt en een ‘te verkopen voor’-datum op haar billen krijgt gestempeld.  

maandag 6 juni 2011

Het debakel Pruitt-Igoe


In 1950 werd als onderdeel van de United States Housing Act, ingesteld om steden van hun sloppenwijken te ontdoen, opdracht gegeven om 2700 nieuwe wooneenheden te bouwen in de wijk Pruitt-Igoe van de Amerikaanse stad St. Louis (Missouri). Wat euforisch begon als een architectonisch hoogstandje, eindigde in een debakel. Het nieuwbouwproject raakte vier jaar na oplevering in verval en had te kampen met gewelddadige criminaliteit en vandalisme. In 1976 werd het sobere huizenproject met explosieven met de grond gelijk gemaakt. De beelden van de imploderende flatgebouwen gaan de hele wereld over. Pruitt-Igoe werd het symbool van mislukte modernistische architectuur.

TORENFLATS In 1950 gaf de woningbouwautoriteit van St. Louis de opdracht aan het bedrijf Leinweber, Yamasaki (die later het Word Tade Center in New York ontwierp) & Hellmuth om Pruitt-Igoe te ontwikkelen. De wijk waar ‘het nieuwe wonen’ moest verrijzen was tot die tijd bekend onder de naam De Soto-Carr, een extreem arm zwart getto.
Het eerste ontwerp was een combinatie van hoog- en laagbouw. Hoewel de lokale autoriteiten het ontwerp steunde, werd vanwege ontoereikende budgetten van de federale overheid aangestuurd op de bouw van 33 identieke elf verdiepingen tellende torenflats. Ondanks het beperkte budget probeerde de architecten de leefbaarheid van het nieuwe complex te vergroten door twee vernieuwende accenten door te voeren in het ontwerp. Dat waren de zogenaamde ‘skip-stop’ liften, welke alleen op bepaalde verdiepingen stopten (de 1e, 4e, 7e en 10e verdieping), en interne glazen galerijen. De liften brachten bewoners tot een galerij, vanwaar bewoners naar hun appartement liepen. Zo zouden ‘individuele wijken’ binnen een gebouw moeten ontstaan. Sociale woningbouw in de letterlijke zin van het woord.

ERBARMELIJK Het ontwerp werd echter al snel achterhaald door de werkelijkheid. Door de beperkte budgetten sneuvelden de plannen voor kinderspeelplaatsen, groenvoorzieningen en de badkamers op de begane grond. De bouwmaterialen moesten goedkoop zijn en waren daardoor veelal van erbarmelijke kwaliteit. Na oplevering van het woningencomplex in 1954 werd al snel duidelijk dat de gebouwen niet de tand des tijds zouden doorstaan. Deurknoppen en sloten gingen vaak bij eerste gebruik al kapot. Keukens werden opgetrokken uit flinterdun hout. De raamluiken werden door de wind uit hun scharnieren geblazen. De ventilatie was bedroevend. Liften waren vaak kapot en schade door vandalisme werd maar mondjesmaat hersteld. Neem daarbij de groeiende criminaliteit door gewelddadige bendes en er blijft weinig over van het ideaal dat de architecten voor ogen hadden.

ZWARTE WIJK Pruitt-Igoe werd nooit volledig bewoond. De cijfers over de mate van bewoning lopen uiteen van maximaal 60% tot een kortstondige 91% kort na oplevering. Hoewel het oorspronkelijke plan voor Pruitt-Igoe bestond uit twee gesegregeerde secties (Pruitt voor zwarten, Igoe voor blanken), besloot de Hoge Raad in 1954 tot een gemengde wijk. Toch evolueerde Pruitt-Igoe tot een arme zwarte wijk van voornamelijk vrouwen die het huishouden moesten runnen en afhankelijk waren van uitkeringen van de overheid.

BLAAM Maar klopt het beeld dat het uiteindelijke mislukken van Pruitt-Igoe is te wijten aan de ontwerpers en aan de principes van de modernistische architectuur? Deze connotatie met Pruitt-Igoe valt met name op het conto te schrijven van architectuurhistoricus Charles Jencks, die de dag waarop Pruitt-Igoe werd gesloopt bestempelde als ‘de dag waarop de moderne architectuur stierf’.  Volgens onderzoekster Katharine Bristol, die haar onderzoek naar Pruitt-Igoe in 1991 publiceerde in het Journal of Architectural Education, is het onterecht dat de blaam voor het mislukken van het Pruiit-Igoe project toekomt aan de moderne architectuur. In feite was het een politieke farce. Door geldgebrek moesten de architecten vele oorspronkelijke ideeën opgeven. De overheid dicteerde dat het uniformer moest. Er was onvoldoende geld voor goede bouwmaterialen en onderhoud. Ook het vandalisme en geweld, resultaat van armoede en raciale discriminatie, werden onvoldoende bestreden door de overheid. Bovendien kwam het de overheid goed uit om de schuld voor het mislukken van Pruitt-Igoe te kunnen afschuiven op de heersende opvattingen van de moderne architectuur. Pruitt-Igoe werd hierdoor ten onrechte een toonbeeld van architecturaal falen.

De indrukwekkende beelden van de implosie van Pruitt-Igoe werden gebruikt in Godfrey Reggio’s meesterwerk Koyaanisqatsi (1982, met muziek van Philip Glass; zie onder).








dinsdag 31 mei 2011

De fatale consequenties van onaneren anno 1830

Haren op je handen zou je ervan krijgen

Een boek met de titel ‘zonder titel’ nodigt uit tot een nadere inspectie. Welke geheimen zal dit boek prijsgeven? Dat wordt in dit curieuze boekje al snel duidelijk. Het boek handelt over ‘het fatale…het eenzame…het soort van zelfmoord… het tegennatuurlijke…hetgeen ons verdort.’ Kortom, masturbatie.

Le livre sans titre (vert. Het boek zonder titel): les conséquences fatales de la masturbation werd in 1844 anoniem uitgebracht. Het boekje moet de veronderstelde verspreiding van masturbatie onder jongeren tegengaan. Het boekje bevat zestien zogenaamde vignetten (kleine afbeeldingen) die de stadia laten zien van de morele en fysieke ondergang van een jonge masturbeerder. Iedere afbeelding is een lichte gravure en gaat vergezeld van een korte tekst die de verschrikkelijke consequenties van het masturberen toelicht, zoals verlies van bloed, braken en flauwvallen. Volgens de toen geldende medische overtuiging was het eindstadium de dood door uitputting (op de tekeningen van een jongen van amper zeventien jaar).

Het boek werd oorspronkelijk gepubliceerd in 1830 in Parijs door uitgever
Jean-Marie-Vincent Audin. Uitgezonderd enkele patriottische essays en reisgidsen was Audin vooral uitgever van boeken over religieuze geschiedenis en exacte wetenschappen (zoals chemie, mineralogie, farmacie etc.).  In zijn catalogus komt een boek van dr. Rozier voor onder de titel Des Habitudes secrètes ou des maladies secrètes produites par l'onanisme chez les femmes (1830), toegespitst op vrouwenmasturbatie.

Le livre sans titre werd in 1844 heruitgegeven te Parijs (L. Maison). Gravures uit het titelloze boek werden soms gekopieerd in andere werken zoals in Antidote moral contre les suites funestes d'un vice impur qui exerce les ravages les plus affreux sur le genre humain (vert. Het morele tegengif tegen de fatale gevolgen van een onzuivere slechte gewoonte die de meest verschrikkelijke roofbouw pleegt op het menselijke ras), Doornik, 1835.

Wikipedia:
•          De Kerk, en ook de medische wetenschap, de toenmalige moraal volgend, beschouwden masturbatie als een 'zonde des vlezes'. De Katholieke Kerk veroordeelt masturbatie nog steeds als een van de 'zonden tegen de kuisheid': de beleving van seksualiteit moet plaatsvinden binnen het kader van een huwelijk dat open staat voor het verwekken van kinderen.

•          De Catechismus van de Katholieke Kerk stelt 'dat masturbatie een intrinsiek en ernstig ongeordende handeling' is omdat de Katholieke Kerk van oordeel is dat 'het opzettelijk gebruik van de geslachtelijke vermogens - buiten de gewone huwelijksrelaties om - in strijd is met de finaliteit ervan'.









zondag 22 mei 2011

De verdelging van muizen: de holocaust in stripvorm.

De holocaust is in vele artistieke vormen herdacht, verbeeld, gereconstrueerd, geanalyseerd en gepsychologiseerd. Soms rauw, onverbloemd en doorgrondend, zoals in Claude Lanzmanns monumentale ruim negen uur durende film Shoah (1985). Soms smakeloos en voyeuristisch, zoals in de controversiële film Auschwitz (2011) van regisseur Uwe Boll. Soms feitelijk, sec de werkelijkheid opdissend zoals in Nuit et brouillard (1955) van regisseur Alain Resnais.

Wie mij zou vertellen over het verstrippen van de holocaust, zou ik intuïtief op een genreconflict wijzen. De holocaust in stripvorm? Dat past niet. Het  stripgenre is te verkleeft met vermaak om zo een zwaar onderwerp als de holocaust te kunnen vatten. Alles kan verstript worden, maar de holocaust? Bestaat dan niet het gevaar van een smakeloze reconstructie alla Boll? De holocaust is al moeilijk onder woorden te brengen, laat staan te reconstrueren in stripvorm. Striptekenaar Art Spiegelman bewijst echter in zijn tweedelige meesterwerk Maus (1986 – deel I, 1991 – deel II) het tegendeel.

Art Spiegelman (1948) is de zoon van Vladek Spiegelman (1906–1982) en Anja Spiegelman (geboren Zylberberg) (1912–1968). Vader Vladek doorstond verschillende getto’s en overleefde uiteindelijk Auschwitz. Ook zijn moeder Anja overleeft Auschwitz maar pleegt later zelfmoord. Zijn broer Richieu stierf voordat Art werd geboren. Zijn broer was tijdens de Tweede Wereldoorlog ondergebracht bij tante Tosha die in het Zawiercie getto verbleef. Dit getto werd verondersteld relatief veilig te zijn. Toen de Duitsers het getto begonnen te ontruimen vergiftigde tante Tosha zichzelf, Richieu en haar eigen dochter en nichtje. Spiegelmans magnum opus Maus is gebaseerd op diverse gesprekken die hij met zijn vader voerde door de jaren heen. Het lot van zijn tante Tosha en zijn broer Richieu heeft hij in Maus opgenomen.

Zoals veel kunstenaars beroept Spiegelman zich in Maus op een metafoor om de holocaust te verbeelden. Joden worden in Maus afgebeeld als muizen, nazi’s als katten en Polen als varkens. Hiermee gaat Spiegelman een discussie over het realiteitsgehalte uit de weg. Door deze beelden te gebruiken ontzenuwt Spiegelman het hete hangijzer dat de tekeningen de ernst zouden kunnen bagatelliseren. De beelden lijken eerder zelfs versterkend te werken en naar de keel te grijpen. Het raffinement van Spiegelmans beelden komt bijvoorbeeld ijzersterk tot zijn recht wanneer muizen zich verschuilen achter maskers van varkenskoppen om als Polen over straat te kunnen gaan (zie eerste afbeelding hieronder). Dit is uiterst risicovol: het is niet makkelijk om je muizenafkomst geloofwaardig te verhullen, gegeven bijvoorbeeld de staart die onder de jas van Anja uitkomt.

Spiegelmans Maus is een gewaagde maar imposante vereeuwiging van de holocaust. Wellicht in een vorm die de tand des tijds het best kan doorstaan, om nooit meer te vergeten.  

Maus, art spiegelman
Deel I - Mijn vader bloedt geschiedenis (1986)
Deel II - En hier begon mijn ellende pas echt (1991)



In de Nederlandse vertaling is het gebrekkige Engels dat vader Vladek spreekt (de verteller) overgenomen door scheve Nederlandse zinsconstructies te gebruiken. 






Art Spiegelman zal najaar 2011 een boek publiceren over de totstandkoming van Maus. In MetaMaus zet Spiegelman zijn beweegredenen voor het schrijven van Maus uiteen. Lees verder op De papieren man….